negligé

Nederlands

negligé

Uitspraak

• Geluid:  negligé    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ne·gli·gé

Woordherkomst en -opbouw

• Van het Franse négligé, in de betekenis van ‘ochtendkleding’ voor het eerst aangetroffen in 1784

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	negligé	negligés
verkleinwoord	negligeetje	negligeetjes

Zelfstandig naamwoord

het negligé o

1. (kleding) gemakkelijk ochtendgewaad, deftige dameskamerjapon

   • Een dame mag een heer niet in négligé ontvangen; ze mag van hem geen kostbare geschenken aannemen en hem er ook geen aanbieden, tenzij hij haar echtgenoot of verloofde is, ofwel tot de familie behoort. Bloemen, of bonbons, of een boek mag ze wel aanvaarden, als de omstandigheden zich daartoe lenen.  

2. (kleding) nachtgewaad voor vrouwen

   • In een scène die je nekharen overeind doet staan speelt ze viool voor de badderende Camiel, in doorschijnend negligé en met een Venetiaans masker op.  

Synoniemen

• [1] ochtendjas, badjas, huisgewaad, kamerjas
• [2] nachthemd, nachtpon, nachtkleed

Vertalingen

    1. gemakkelijk ochtendgewaad, deftige dameskamerjapon   

Engels: negligee (en)

Spaans: bata (es) m, ropa de casa (es) v

Gangbaarheid

• Het woord negligé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "negligé" herkend door:

86 %	van de Nederlanders;
88 %	van de Vlamingen.