overjas
Uiterlijk
- over·jas
- samenstelling van over en jas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overjas | overjassen |
verkleinwoord | overjasje | overjasjes |
- (kleding) een jas die hoofdzakelijk als bescherming van de kleding eronder wordt gedragen
- Dankzij de overjas had hij geen smerige vlekken op zijn broek.
- ▸ Hij was gekleed in een soort militaire overjas en droeg zijn geweer in een soepel foedraal over zijn ene schouder.[1]
1. een jas die hoofdzakelijk als bescherming van de kleding eronder wordt gedragen
- Het woord overjas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overjas" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be