Naar inhoud springen

paander

Uit WikiWoordenboek
  • paan·der
  • [1]: Frans panier.
  • [2]: iemand die iets in pand heeft.
enkelvoud meervoud
naamwoord paander paanders
verkleinwoord paandertje paandertjes

de paanderm

  1. tenen korf of mand
    • Aan de voeten heeft ze klompen en onder de arm een metalen paander of boodschappenkorf. 
  2. (Drenthe) iemand die een openbare verkoping leidt
    • Het wild werd na de oudejaarsdrijfjacht bij opbod verkocht door paander Jans Schepers. 
13 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be