paander
Uiterlijk
- paan·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paander | paanders |
verkleinwoord | paandertje | paandertjes |
de paander m
- tenen korf of mand
- Aan de voeten heeft ze klompen en onder de arm een metalen paander of boodschappenkorf.
- (Drenthe) iemand die een openbare verkoping leidt
- Het wild werd na de oudejaarsdrijfjacht bij opbod verkocht door paander Jans Schepers.
- [2]: ook pander
- Het woord paander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paander" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 13 %
- Prevalentie Vlaanderen 23 %