preut
Uiterlijk
- preut
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | preut | preuten |
verkleinwoord | preutje | preutjes |
preut
- (informeel) vagina
- (informeel), (verouderd) anus
- iemand die preuts is
- in het Antwerpse dialect een gierige vrouw
- (verouderd) tegenspraak
- Dit woord is of was vrijwel uitsluitend in Vlaanderen in gebruik.
- Schuermans, L.W. (1870). Algemeen Vlaamsch Idioticon, p. 506. Uitg.: Vanlinthout. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
- Cornelissen, Jozef; Jan Baptist Vervliet (1903). Idioticon van het Antwepsch dialect (stad Antwerpen en Antwepsche Kempen), p. 998. Uitg.: A. Siffer.
- Het woord preut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.