privégedeelte
Uiterlijk
- pri·vé·ge·deel·te
- samenstelling van privé bn en gedeelte zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privégedeelte | privégedeelten privégedeeltes |
verkleinwoord |
het privégedeelte o
- deel dat niet voor buitenstaanders bestemd is
- ▸ Starling liep naar de recreatievoertuigen en boten die op het privé-gedeelte voor het appartement waren geparkeerd.[1]
- ▸ Philip houdt de Queen gezelschap, zelfs tot in haar studeerkamer. En hij hielp haar bij het voorbereiden van haar speech voor het volk, die zondagavond op tv werd uitgezonden. Ook lopen de twee vaak in het privégedeelte van Windsor Castle, genietend van de in bloei staande narcissen.[2]
- ▸ ZENDEREN – Midden tussen de weilanden, een grote tuin eromheen, een oprit ervoor met rijk gevulde perken. Je kunt een slechtere plek treffen om te wonen. De acht mensen met een verstandelijke beperking die er nu wonen hebben het er prima naar hun zin, net als Herna en Willem die in het privégedeelte van het pand wonen.[3]
- Het woord privégedeelte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
- ↑ Weblink bron “Queen Elizabeth en Philip na twee jaar weer samen onder een dak” (13-04-2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron Maaike Thüss“Het Thomashuis in Zenderen bestaat tien jaar: ‘we zijn net een groot gezin, we hebben alleen een wat groter huis’” (30-05-2021), Tubantia