royal

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  royal    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈrɔjəl/

Woordafbreking

• ro·yal

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels royal; eind 20e eeuw gebruikt voor leden van de Engelse koninklijke familie, maar begin 21e eeuw ook voor leden van koninklijke families in het algemeen gangbaar geworden

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	royal	royals
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de royal v / m

1. lid van een koninklijke familie

   • Prinses Mabel is de eerste Nederlandse royal die de berichten op Twitter post. 
   • Bij een plechtigheid stond ik ineens op centimeters afstand van een royal. 
   • Bezoek de VVV en ervaar Den Haag als een royal. 

Gangbaarheid

• Het woord royal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  royal    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈrɔɪəl/

Woordafbreking

• roy·al

Woordherkomst en -opbouw

• via Oudfrans van Latijn regalis "koninklijk"

Bijvoeglijk naamwoord

royal

1. koninklijk

enkelvoud	meervoud
royal	royals

Zelfstandig naamwoord

royal

1. lid van een koninklijke familie

Overerving en ontlening

• Nederlands: royal

Frans

Uitspraak

• Geluid:  royal    (hulp, bestand)
• IPA: /ʁwa.jal/

Woordafbreking

• royal

Woordherkomst en -opbouw

• van Latijn regalis "koninklijk"

	enkelvoud	meervoud
mannelijk	royal	royaux
vrouwelijk	royale	royales

Bijvoeglijk naamwoord

royal m

1. koninklijk

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
royal	le royal	royals	les royals

Zelfstandig naamwoord

royal m

1. (numismatiek) reaal, naam van verschillende Franse gouden munten
2. (voeding) bepaald soort chocoladegebak

1, reaal (foto: Royal d'or uit de 14e eeuw)

2. bepaald soort chocoladegebak