skippen
Uiterlijk
- skip·pen
skippen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
skippen |
skipte |
geskipt |
zwak -t | volledig |
- overslaan, iets niet doen
- De hoofdstukken 5 t/m 10 kun je skippen.
- niet naar school gaan terwijl dit wil moet, spijbelen
- Hij skipt de lessen van de maandagochtend.
- Het woord skippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "skippen" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be