sopi
Uiterlijk
- so·pi
- uit het Surinaams - Nederlands [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sopi | |
verkleinwoord |
sopi
- (drinken) sterke drank
- ▸ Rocky ziet de feeststemming van de jongens met lede ogen aan. „Waar zo’n groepje ’s avonds zit, is altijd wel een fles sopi,” vertelt de 21-jarige student informatica. Hij is zelf geboren Ambonees, maar studeert nu op een universiteit in Jakarta. Zijn oom en tante financieren zijn studie. De meesten van zijn leeftijdgenoten hebben minder geluk.[2]
- Het woord sopi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ sopi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Drugs slopen jeugd Ambon-stad” (18 september 2009), Reformatorisch Dagblad