sportschool
Uiterlijk
- Geluid: sportschool (hulp, bestand)
- sport·school
- samenstelling van sport en school
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportschool | sportscholen |
verkleinwoord | sportschooltje | sportschooltjes |
- (sport) instelling waar men conditie- en krachttraining kan doen
- ▸ Zweden koos aan het begin van de coronacrisis een aanpak die afweek van die in veel andere landen in Europa: scholen, sportscholen, horecazaken en winkels bleven open.[1]
- (sport) (onderwijs) (in mindere mate) opleidingsinstituut voor sportinstructeurs -> sportacademie
- [1] fitness, bodybuilding
- Het woord sportschool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sportschool" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Brein achter omstreden Zweedse coronastrategie geeft fouten toe” (03-06-2020), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %