talie
Uiterlijk
- ta·lie
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘takel’ voor het eerst aangetroffen in 1657 [1] [2] [3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | talie | talies |
verkleinwoord | talietje | talietjes |
de talie v
- (scheepvaart) takel met twee blokken voor lichte lasten
- achtertalie, ankertalie, geschuttalie, grondtalie, haaktalie, halstalie, pentertalie, roertalie, staarttalie, wanttalie
vervoeging van |
---|
taliën |
talie
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taliën
- Ik talie.
- gebiedende wijs van taliën
- Talie!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taliën
- Talie je?
- Het woord talie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "talie" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "talie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ talie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ talie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be