terugwijken
Uiterlijk
- Geluid: terugwijken (hulp, bestand)
- te·rug·wij·ken
- samenstelling van terug bn en wijken ww
terugwijken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terugwijken |
week terug |
teruggeweken |
klasse 1 | volledig |
- (door schrik of angst) weggaan
- ▸ In zijn tweet verklaart de 55-jarige Catalaan: ,,Laat het voor iedereen duidelijk zijn: ik zal niet opgeven, ik zal mij niet schikken, ik zal niet terugwijken voor de onrechtmatige daden van degenen die de stembusgang hebben verloren (...)"[2]
- ▸ Laat men maar eraan denken, dat het wat ruimte geeft, wat terugwijkt en bij tijden volgzaam schijnt, tenminste dat raad ik; wanneer het Woord iemand aangrijpt, dan kan het niet anders dan overwinnen.[3]
- terug gaan in de richting van waar men gekomen is
- [1] terugdeinzen, vluchten, achteruitwijken
- [2] teruggaan
- Het woord terugwijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Puigdemont twittert vanuit gevangenis: 'Ik zal niet opgeven'” (31-03-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Het Woord overwint” (25 oktober 2019), Reformatorisch Dagblad