Naar inhoud springen

war

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: War


  • war
enkelvoud meervoud
naamwoord war warren
verkleinwoord warretje warretjes

[A] de warv / m

  1. (verouderd) chaotische toestand
    • Ik was behoorlijk in de war toen ik teveel gedronken had. 
vervoeging van
warren

[A] war

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warren
    • Ik war. 
  2. gebiedende wijs van warren
    • War! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warren
    • War je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord war warren
verkleinwoord warretje warretjes

[B] de warv / m

  1. (Noord-Hollands) kwast, knoest in hout
  2. (België, Gelderland, Overijssel) eelt, weer


  • war

war

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sein: was
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sein: was


  • Middelengels warre, werre, ontleend aan Oudfrans werre; vgl. Nieuwfrans guerre.
enkelvoud meervoud
war wars

war

  1. (politiek) (militair) oorlog


war

  1. waar; correct, niet onwaar, overeenkomend met de werkelijkheid


war

  1. (politiek) (militair) oorlog