zakkerig
Uiterlijk
- zak·ke·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zakkerig | zakkeriger | zakkerigst |
verbogen | zakkerige | zakkerigere | zakkerigste |
partitief | zakkerigs | zakkerigers | - |
zakkerig
- (pejoratief) weinig aantrekkelijk, sullig, beroerd
- Wat een zakkerige ambtenaar is dat toch!
- Het woord zakkerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zakkerig" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be