ziel
Uiterlijk
- ziel
- In de betekenis van ‘geest’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziel | zielen |
verkleinwoord | zieltje | zieltjes |
- (psychologie), (religie) het veronderstelde wezen van het niet-stoffelijke van de mens
- Hij is misschien wel overleden, maar zijn ziel zal altijd voortleven.
- Ik heb aan het begin van mijn carrière de fout gemaakt dat ik mijn ziel in mijn werk legde. Dat moet je niet doen, want je krijgt hem niet terug, niet in dezelfde staat tenminste. Ik neem mijn ziel met me mee de zaal uit, maar hij voelt steeds minder eigen, eerder als een vergeten rekwisiet dat ik uit beleefdheid meeneem voordat de lichten doven.[2]
- ▸ Graag zou ik willen geloven in een ziel die doorleeft na de dood, maar ik geloof eerder dat de zielen van onze overleden vrienden voortleven in de harten van mensen die aan hen terugdenken.[3]
- Allerzielen, christenziel, communieziel, dichterziel, kinderziel, mensenziel, moederziel, slavenziel, volksziel, wereldziel
|
- Door de ziel snijden
Zeer aangrijpend, bedroevend, schrijnend zijn
- • Dat verhaal snijdt door de ziel.
- Een goed geloof en een kurken ziel dan kunje drijven
Stoett [4]
- Hoe hoger het hart, hoe lager de ziel
Dwaasheid wordt gekenmerkt door hoogmoed
- Iemand op de ziel trappen
Iemand zwaar beledigen of kwetsen
- Iemand op zijn ziel geven
Stoett [5]
- Lichaam en ziel
De mens in zijn geheel (d.w.z. het stoffelijke èn het onstoffelijke)
- Met hart en ziel (doen)
Met plezier en passie iets doen
- Met zijn ziel onder de arm lopen
Zich vervelen
- Ter ziele[n] gaan
Sterven
- Zijn ziel en zaligheid verkopen
Alles voor iets willen opgeven
- Zijn ziel in lijdzaamheid bezitten
Geduldig afwachten wat er gebeuren gaat
- ∗ Als hij dit aangename gevoel van kou, duisternis en hard werken zou moeten proberen uit te leggen, kon hij het alleen maar beschrijven als een soort pelgrimsreis terug naar de oorsprong, alsof hij zijn lichaam en ziel reinigde door te leven als een normale arbeider.[6]
1. het veronderstelde wezen van het niet-stoffelijke van de mens
- Het woord ziel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ziel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ziel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Harstad, JohanMax, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 15
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Psychologie in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %