Academia.eduAcademia.edu

Jan Kruisinga, de notaris die over de kim keek

2017, Ponder

Kort artikel uit Ponder.

Jan Kruisinga, de notaris die ‘over de kim’ keek H Het landelijke, nabij de Duitse grens gelegen Vriezenveen bereidde zich al vroeg voor op een mogelijke oorlog. In het Twentsch Dagblad Tubantia werd op 2 juli 1934 onder de kop ‘bommen op Friezenveen’, zoals de plaats toen nog heette, uitgebreid verslag gedaan van de nachtelijke oefening die daar had plaatsgevonden. Bij de grootschalige exercitie was gebruikgemaakt van een driemotorige bommenwerper van de vliegbasis Soesterberg. Deze operatie was georganiseerd door het plaatselijke hoofd van de Luchtbescherming, J.Ch.M. Kruisinga (1895-1971), zoon van een overste bij de marine te Den Helder. Hij was in 1925 benoemd tot notaris te Vriezenveen en behoorde tot de schaarse groep jonge en vernieuwende notarissen. In de vooroorlogse jaren was het notariaat een sterk vergrijsde beroepsgroep, die niet openstond voor vakinhoudelijke verandering. En als werkgevers toonden notarissen vaak te weinig sociaal besef, waardoor veel kandidaat-notarissen besloten om hun heil in een andere professie te zoeken. Maar er waren uitzonderingen en één daarvan was Jan Kruisinga, die juist beschikte over een brede sociale betrokkenheid en wetenschappelijke interesse. Oorlogsdagboek Na de Duitse inval in mei 1940 hoopten veel Nederlanders waaronder velen die Joods waren, dat het wel mee zou vallen met de invloed van de Duitse overheersing. Kruisinga hield nauwgezet een dagboek bij en noteerde daarin alle maatregelen van de bezetter, zoals tegen de Joodse bevolking. Het is een lijvig oorlogsdagboek, op aktepapier getypt en met de hand geschreven, in kalfsleer gebonden, en het wordt bewaard bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam. Deze notaris was een conservatieve individualist die beschikte over veel gevoel voor humor en een duidelijke, diepgewortelde afkeer van het nationaalsocialisme had. Kruisinga was ervaringsdeskundige, want de Duitse repressie had hij aan den lijve onder- De schaarste van producten als thee inspireerde Kruisinga tot deze tekening. 6 juli 2017 vonden. Twee dagen vóór de capitulatie, op 13 mei 1940, was hij thuis door de Grüne Feldpolizei opgepakt en zes weken gevangengehouden in Münster. Zonder aanklacht werd hij vrijgelaten waarna hij meteen terugkeerde naar zijn Raymund Schütz standplaats om zijn praktijk te hervatten. Hij zou in gedichten en tekeningen die hij tijdens de oorlog aan zijn dagboek toevertrouwde regelmatig verwijzen naar deze periode van gevangenschap. Beroepsethiek Het belang van een robuuste beroepsethiek bleek tijdens de bezetting. In het notariaat noch in de advocatuur werd geprotesteerd toen de Joodse notarissen en advocaten in februari 1941 op last van de bezetter door de secretaris-generaal van Justitie Tenkink werden ontslagen. Alle andere ‘arische’ notarissen en advocaten bleven hun praktijk uitoefenen, ook Kruisinga, maar hij bouwde tevens een verzetsnetwerk op. In deze tijd riep de Broederschap der Notarissen haar leden op om alle overheidsmaatregelen uit te voeren zonder rekening te houden met het eigen geweten. De continuïteit van het openbare leven stond voor het Hoofdbestuur van de Broederschap voorop en ethische argumenten speelden slechts een ondergeschikte rol. Het notariaat voegde zich naar de houding van het Nederlandse bestuursapparaat. Het was onontkoombaar dat de anti-Joodse maatregelen Kruisinga’s notarispraktijk bereikten. Op 27 mei 1941 kondigde de bezetter verordening 102/1941 af: de ‘Verordening tot verwijdering van Joden uit het agrarische bedrijfsleven’. Kruisinga zag scherp dat notariële medewerking daaraan strijdig was met de beroepsethiek. Tijdens de vergadering van de ring Almelo, die kort na de uitvaardiging van de verordening werd gehouden, hield Kruisinga een rede waarin hij zijn collega’s opriep zich niet achter hun lijdelijkheid te verschuilen. Bij het adviseren van de Joodse grondeigenaren en de niet-Joodse oorlogskopers kon de notaris, die beroepsmatig neutraal moet zijn én de belangen van beide partijen dient, in de problemen komen. Kruisinga schreef dat hij hoopte dat op de veilingen niemand belangstelling voor de aangeboden Joodse landerijen zou hebben: ‘Niet dat alle Vriezenveners zulke edelmoedige en ridderlijke menschen zijn, maar de minder humanen onder hen zouden zich toch Het weerstation van Kruisinga maakte hem in de ogen van de Duitse bezetter verdacht. voor de anderen schamen hun mond open te doen’. Hij vestigde zijn hoop op de beschaafde inborst van de Twentse boeren. Kruisinga had minder vertrouwen in de rechte rug van zijn notariële collega’s, en vond dat er een beroepsmatige gedragslijn nodig was. Hij wilde de twijfelende en zwakkere collega’s de juiste richting wijzen, maar hij moest zich zeer voorzichtig uitdrukken, zo schreef hij na de oorlog: Met het oog op de omstandigheid dat er in Overijssel enkele notarissen waren die door niemand vertrouwd werden, en die ook de vergaderingen bezochten, moest de ‘poging’ zo worden ingekleed dat daarop het spreekwoord van de goede verstaander en het halve woord toepasselijk was, en er geen opruiend karakter aan kon worden toegekend. Vandaar de misselijke woordkeuze.1 Ondanks Kruisinga’s rede vonden zijn Almelose collega’s het niet wenselijk om zijn aanzet tot richtlijnen uit te werken en dat is dus niet gebeurd. Lijdelijk Ondertussen werden de racistische maatregelen van de bezetter steeds ingrijpender. In augustus 1941 moesten Joden hun vermogen en onroerend goedeigendom bij ‘beheersorganen’ van de bezetter registreren. Vervolgens werden deze waardevolle eigendommen op last van de Rijkscommissaris vervreemd. De opbrengst werd verdeeld onder de organen van de bezetter, maar notarissen, makelaars en ook de belastingdienst verdienden eraan. Veel notarissen stelden zich ‘lijdelijk’ op om de transportaktes van Joodse panden en gronden te passeren. Niemand voorzag de enorme juridische Met het Germanendom voelde Kruisinga geen verwantschap. problemen van het naoorlogse rechtsherstel, zelfs Kruisinga niet, zo schreef hij na de oorlog.2 De meesten dachten dat er na de bevrijding simpelweg een streep door de koopakten kon worden gezet, waardoor het eigendom weer in handen van de Joodse eigenaar zou komen. Kruisinga was een moderne notaris, die geen scheiding kende tussen zijn professionele handelen en zijn persoonlijke geweten. Maar hij ging verder, want hij wees ook zijn Almelose collega’s op hun morele plicht. Om tijdens een onderdrukkend regime een houding van civic courage (moedig burgerschap) aan te nemen is er volgens de Canadese politicoloog Michael Ignatieff behalve persoonlijke moed ook veel empathie en verbeeldingskracht nodig.3 Die zeldzame combinatie vind je terug in de levenshouding van Kruisinga, die nauwe banden onderhield met dichters, wetenschappers en schrijvers. Zijn goede vriend Anthony van Kampen, journalist en auteur van veel reisverhalen, vertelde in een interview met het dagblad Het Vrije Volk (1983) dat zijn vriend Kruisinga hem als schrijver de ogen had geopend door hem aan te raden dat hij ‘over de kim moest kijken’. Dat devies paste Kruisinga toe op zijn eigen morele positie. Volgens de Amerikaanse historicus Timothy Snyder heeft vooral de (juridische) professional de belangrijke plicht om moreel juist te handelen, als het bestuur van een land maatregelen neemt die de rechtsstaat aantasten. Rechters, advocaten en notarissen dienen zich zoals Jan Kruisinga, notaris te standplaats Vriezenveen, bewust te zijn van de waarde van hun beroepsethiek en van hun verbondenheid met de rechtsstaat. Raymund Schütz Meer lezen? Het verhaal over notaris Jan Kruisinga is onderdeel van het proefschrift Kille mist Het Nederlandse notariaat en de erfenis van de oorlog. Hierin beschrijft Raymund Schütz de houding van het Nederlandse notariaat tijdens de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarvan. Wat deed de notaris tijdens de bezetting van Nederland? Notarissen hebben als taak de rechtszekerheid van iedereen te beschermen. Maar tijdens de bezetting kreeg de beroepsgroep te maken met verordeningen die het Nederlandse rechtssysteem ingrijpend veranderden. Als donateur van de Stichting kunt u nu het boek Kille mist van Raymund Schütz voor € 29,90 aanschaffen. Ga hiervoor naar www.boomgeschiedenis.nl 1) 2) 3) Brief van mr. J.C.M. Kruisinga van 2 december 1947 aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Coll. NIOD, dossier notariaat, doc. 249-0563. Ibidem. http://media.leidenuniv.nl/legacy/cleveringa-oratie-2013-michael-ignatieff.pdf juli 2017 7