Laruelle - Philosophies of Difference: A Critical Introduction To Non-Philosophy (1986/2010)
Laruelle - Philosophies of Difference: A Critical Introduction To Non-Philosophy (1986/2010)
Laruelle - Philosophies of Difference: A Critical Introduction To Non-Philosophy (1986/2010)
to non-philosophy (1986/2010)
Translator’s Introduction
(Rocco Gangle)
Laatste boek waarin hij andere filosofen direct behandelt. Eerste boek waarin non-
philosophy in voltooide vorm naar voren komt. Vandaar goede instap.
Laruelle heeft zelf basic argument in Instructions for Use samengevat. Geeft daarin aan
dat H6 centraal is.
Twee hoofdaspecten:
2. Secondly, then, in his elaboration of the critical analysis of Difference, Laruelle lays
the groundwork for a positive and constructive project of much greater scope:
non-philosophy as the real. scientific theory of philosophy as such.
Laruelle calls the non-differential and non-philosophical thinking that in fact
effectuates (rather than conditions or enables) the critique of Difference,
the Vision-in-One.
the final two chapters introduce a pair of concepts - the (non-)One and non-
thetic transcendence ( NTT) - which clarify exactly where and how
nonphilosophy breaks with Heideggerean Finitude and Derridean Differance.
In Principes de la non-Philosophie (1996FR) gebruikt hij begrippen
dualyse en klonen (clonage) om tot deze twee begrippen te komen.
[Mogelijke parallel met Mitchell (2005)?]
niet antifilosofisch
verbreding/generalisering van filosofie
non-philosophy substitutes the Vision-in-One for the philosophical logic of
the example in general.
does not reject or denounce the essential role of exemplification in and for
philosophy, but instead simply treats this as a symptom to be analyzed and
adequately understood.
In philosophy, the universal is understood in this way always to stand in relation to
the particular or singular.
What philosophy in general takes to be real is the very form of this
relationship, what Laruelle calls the ‘empirico- transcendental parallelism'.
Alleen de specifieke invullingen van die verhouding verschillen per filosofie.
De enige Universal, Het Ene, staat als het goed is in geen enkele verhouding
tot de particularia.
Zelfs niet de 'non-verhouding' van de transcendentaal.
Non-philosophy is neither more nor less than what thinking becomes
when the axiom of this correlation, the axiom that there is and must
be such a correlation, no longer operates.
Genummerde alinea’s.
Hoofdstuk wordt erg repetitief in tweede helft.
2. Lijkt te beweren dat het Ene altijd al onder de differentie ligt, maar dat differentie
dat niet kan onderkennen omdat het een ‘paper-and-ink game’ is.
5. Wat we in moeten zien is dat filosofie het Andere van de mens is.
5. Een niets dat kan ’nihilaten’ moet dus een niet-reflexief, bij zichzelf, radicaal buiten
van het Zijn zijn.
Voor taal claimt Laruelle echter een vergelijkbare radicale immanentie:
“ Language speaks without any repetition belonging necessarily to its
essence, and we say all things 'in' Language. Through its essence,
Language is straightaway really-immanent (to) the One or in-itself =
non-reflexive.”p169
"because it is absolute in this way, it has no need to be this
universal element carrying within itself the scission of language and
the spoken (Sprache/spricht) and then overcoming or including this
within a repetition. All this might be said equally of Being,
Nothingness, Desire, Text, Transcendence, etc."
In laatste alinea geeft Laruelle nogal hard op Heidegger af. Enig verschil
tussen zijn project en dat van Hegel is eindigheid. Zijn van H lijkt hij een
modificatie van transcendentie/Ding an sich te vinden en hij zegt dat hij een
gegeneraliseerd kantianisme op Hegel loslaat. Heidegger is dus nog steeds
met een idealisme bezig. Bovendien is er een ‘power play’ aan de hand mbt
de Oosterse invloeden van H. die geweld impliceert. (hij drukt het sterker uit
in een kronkelzin die maar nèt niet ad hominem is)
2. Systemen van differentie zijn net zo goed gebaseerd op transcendentie als Kant.
3. transcendentale ‘waarheid’ wordt vervolgens in dienst gesteld van Zijn als a priori
factum.
'The transcendental is experienced as the unary dimension that over-comes
the a priori, but does not over-come this without 'interiorizing' it and
continuing to turn around it."
Blijft dus in de ’transcendentale tautologie’ staan. Niet zo gek, dat is waar de
hele filosofische traditie zich ophoudt.
4. "The thesis undertaken here against Difference, in Heidegger and others, is that it
does not save itself from the meta-physical in general as it would propose, but
saves only the metaphysical itself from its most reified, inferior forms
(Representation, Logocentrism) and thereby carries it back to its essence as
scission or transcendence.” p174
1. Lijkt te beweren dat de Kehre van H wel degelijk een keer richting het Ene was,
maar een die er altijd al in was. H gaat dus niet van Zijn > Ene maar stap over op
een perspectief dat al in het Ene was: een hyper- of hypostase. H vindt dus geen
uitweg uit de differentie.
2. Differentie-achtig neoplatonisme als verlangen naar het Ene dat enkel hallucinotoir
ingevuld wordt.
derder term van differentie (Dasein, aleatory point (Del) etc. ziet L als vorm
van idealiteit.
The amphibology of the real and ideality and the self-dislocation of philosophy
1. Zijn en zijnden, als chiasma, is geen onderscheid van het reëele of van de rede,
maar het verschil tussen reëele onderscheiden en onderscheiden van de rede.
Differentie is enkel de hedendaagse oplossing voor het verschil tussen het
reëele en het ideëele.
"The Other of the diversity of beings is the One, which is not the other of
beings in general.” p191
2. Ene en multipliciteit zijn wederzijds Aufhebung van elkaar. Differentie draait in een
rondje, een ‘merry-go-round of reasoning’.
3. Het individuele is dan wederzijds ook een hallucinatie van het slechtbegrepen
universele van de differentie.
4. Dus waarom is daar iets mis mee? Laruelle denkt dat de ‘essentie van het denken’
niet in de logica te vinden is.
Impliciet doet het mij aan alsof hij vindt dat er een Baudrillard-achtig probleem is: denken
is losgeslagen en vindt dat ze genoeg heeft aan zichzelf.
Chapter 7
Theory of Philosophical Decision