• neus
  • In de betekenis van ‘reukorgaan’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord neus neuzen
verkleinwoord neusje neusjes

de neusm

  1. (anatomie) orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken
    • Mensen halen meer adem via hun neus dan via hun mond. 
     Haar neus ligt bijna op de stuurpen als ze de laatste krachten in het geteisterde gestel aanspreekt.[3] Woorden schieten nu zelfs tekort. Een ijselijke kreet galmt over de weide op de top van La Planche des Belles Filles. ‘Aaaargh!’
     Ik nam een selfie (voor de Southern Terminus), deed met veel moeite mijn rugzak om, draaide mijn neus richting Canada en begon te lopen.[4]
  2. (metonymisch) het reukvermogen
    • Je hebt er echt een neus voor! 
  3. (figuurlijk) het voorste deel van bepaalde voorwerpen
    • De neus van het vliegtuig was beschadigd. 
vervoeging van
neuzen

neus

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neuzen
    • Ik neus. 
  2. gebiedende wijs van neuzen
    • Neus! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neuzen
    • Neus je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[7]
  1. "neus" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. neus op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  6. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be