weerstand

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  weerstand    (hulp, bestand)

1,3	enkelvoud	meervoud
naamwoord	weerstand	weerstanden
verkleinwoord	weerstandje	weerstandjes

Zelfstandig naamwoord

2	enkelvoud	meervoud
naamwoord	weerstand	-
verkleinwoord	-	-

weerstand m

1. een reactie die poogt een bepaalde actie tegen te werken.

   • Bij zijn pogingen het beleid te wijzigen ondervond hij bijzonder veel weerstand. 

2. (natuurkunde) elektrische ~ de mate waarin een geleider een door een opgelegde spanning opgewekte stroom tegenwerkt.

   • De Wet van Ohm beschrijft het verband tussen spanning, stroom en weerstand. 

3. (natuurkunde) een element in een stroomschakeling die de opgewekte stroom afremt.

   • Ik heb een nieuw weerstandje van 100Ω nodig, want het oude is doorgebrand. 

Vertalingen

    1. een reactie die poogt een bepaalde actie tegen te werken   

Engels: resistance (en) Frans: résistance (fr) v

Papiaments: resistensha Spaans: resistencia (es) v

    2. de mate waarin een geleider een door een opgelegde spanning opgewekte stroom tegenwerkt   

Engels: resistance (en)

    3. een element in een stroomschakeling die de opgewekte stroom afremt   

Engels: resistor (en)