frato
Uiterlijk
Afgeleid van het Latijnse frater, van het Proto-Indo-Europese *bʰréh₂tēr
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | frato | fratoj |
accusatief | fraton | fratojn |
frato
frato
- (familie) brus, hyperoniem voor broer en zus
- «Mea du plu yuna frati.»
- Mijn twee jongere brussen./Mijn twee jongere broers./Mijn twee jongere zussen./Mijn jongere broer en zus.
- «Mea du plu yuna frati.»