groene

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  groene    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• groe·ne

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	groene	groenen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

groene

1. een persoon in het groen of geassocieerd met de kleur groen

   • Ons elftal speelt in het oranje; die groenen zijn onze tegenstanders. 

   ▸ Hij droeg een groene bandana in zijn lange haar en had als een van de weinigen hoge leren bergschoenen om zijn zwakke enkels te beschermen.

Bijvoeglijk naamwoord

groene

1. verbogen vorm van de stellende trap van groen

   ▸ Hij hield van de geur van groene zeep.

Afgeleide begrippen

• groene boomboa, groene hondskopboa, groene kikker, groene nachtorchis, groene politiek, groenekool

Werkwoord

vervoeging van
groenen

groene

1. aanvoegende wijs van groenen

Gangbaarheid

• Het woord groene staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groene" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
95 %	van de Vlamingen.