pek
Uiterlijk
- pek
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘teerproduct’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pek | - |
verkleinwoord | - | - |
- bitumineuze vaste stof
- De rammeiers werden met hete pek bekogeld.
vervoeging van |
---|
pekken |
pek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pekken
- Ik pek.
- gebiedende wijs van pekken
- Pek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pekken
- Pek je?
- Het woord pek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pek" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be