wetsvoorstel vcrlcent de provincies desondanks beide bcvocgdheden. De vernictigingen bij de Raad van State zijn dan ook
slechts ccn kwestic van tijd. Tweede voorbecld: m de genoemde
VBA's is een verbod opgenomcn tot uitvoer van afval uit de provmcie, behoudens ontheffing. Dat dit laatste in strijd is mct EGrecht, hceft Jans ecn tijd geleden ook al opgemerkt.4
Conclusie: decentralisatic is een onmisbaar elemcnt in het Nedcrlandsc bestuur. Het is echter geen wondcrmiddel. Het lecnt zieh
goed voor rechtsgebiedcn die cn omvangrijk zijn, cn al voor een
belangrijk dccl zijn uitgekristalliseerd, waardoor er een duidelijkc
basis voor de verdere uitwerkmg is, en waar regionale differentiatic - vanuit die basis - een noodzaak is. Op rechtsgebieden die de
facto op relatief weinig pcrsonen van toepassing zijn, die relatief
nicuw zijn en/of zijn aangcstuurd vanuit EG-regelgeving, waar
ecn hoge mate van specifieke deskundigheid is vereist en die
regionaal nauwelijks tot differentiatie nopen, moet niet worden
gedecentraliseerd. Dat leidt tot een onnodige versnippering,
ongchjkhcid bi) de uitvoermg, nog meer kans op strijd met EGrecht en tot ondoelmatig werken. Decentralisatie is dan alleen
maar een kreet, een verkeerd gebruikt Instrument.
Bij het (te) dogmatisch toepassen van het Instrument decentralisatie wordt tc wcinig stilgestaan bij de vraag wat nu ook al weer
het docl was, cn of dat nu in alle gevallen wel wordt bereikt. Het
milicu is een rechtsgebied waar daarmee zelden goed wordt
gedaan. De decentralisatietrem moet daar dan ook zo snel mogelijk stoppen, cn liefst wcer een stuk achteruit gaan rijden.
Eddie Alders
(werkzaam bij de Vereniging FME, een werkgeversvereniging in
de metaal- en elektrotechnische Industrie.)
1. Decentrahsatienota, TK 1980-1991, nr 16 492.
2. Kamerstukken zijn te vinden onder nr 22 608.
3. Dit zal naar vcrwachtmg op l Jan. 1994 m werking trcden, als ondeideel van de Wet milieubeheer.
4. Zie: Afvalstoffenrecht, onder red. van R.J.J. van Acht en J.H. Jans, p.
71.
Raad van State, terug naar
Brüssel!
Op weg naar het einde, of nader tot u?
""''•-."i?,
ijna vijfhonderd jaar na het vcrtrek uit
i!H
Brüssel', lijkt voor de Raad van State de tijd
„«;"
aangebrokcn zieh eens nader te bezinncn op
'~fli'„.,
een nieuwe rol in de 'Lieu de Naissance'. Met
!,r<g
««;,
SA
K":'· ®c t°enemcnde Europese integratie dreigt
'fS
»δΒ namehik het belang van de advisering van de
; J?
,."ty
.
""»iViiH,**;«.*-!"""
Raad af te nemen. Zo wordt de Raad wcinig
gevraagd ovcr voorgenomen communautaire regels cn kan de
Raad in de mceste gevallen weinig toe of af doen aan regclgeving
tcr implementatie van Europese wetgeving. Daarbij wordt de
Raad vaak ook nog eens onder tijdsdruk gezet: het advies moet er
sncl körnen, want anders vcrloopt de implementatietermijn! Staat
de Raad nu communautair nagenoeg buitenspel? Nee, zo'n vaart
loopt het ook wecr niet. Ook in EG-aangelcgenheden blijkt de
regering tc hechten aan staatsradelijk advies.
De cerste afspraken tussen regering en Raad over spoedadviscring bij implcmentatieregelgeving zijn al gemaakt (Kamerstukken
II1991/92, 22 008, nr 5). Die afspraken beheizen slechts de termijnstclhng brj het uitbrengen van een advies, niet een bcperking
van de adviestaak zelf. In het wetsvoorstel om advies- en overlcgverplichtingen af te schaffen mct bctrekking tot voorgenomen
rcgelgeving waarbij uitsluitcnd EG-regelgeving wordt ge'implcmentcerd, wordt ecn uitzondering gemaakt voor de Raad van
State (Kamerstukken II1991/92, 22 690, nr 1-2). Niettcmin kan
het belang van de adviezen van de Raad afnemen. Dat is, dünkt
ons, gczicn de Nederlandsc constitutioneelrechtelijke verhoudingcn, de klaarblrjkelijke behoefte van de regering aan Raadsadviezen, en de informatie- en adviesbchocftc van het parlcmcnt, gcen
NJB 4 november 1993 afl 39
goede zaak. De facto wordt met weinig nuttigc adviezen ten aanzien van implementatieregelmgen de positie en het gezag van de
Raad zonder noodzaak verzwakt. Volgcns ons is er lets voor te
zeggen om bij implementatieregelingcn in ecn aantal gevallen
advisering door de Raad van State achterwege te latcn.
Vloeken m de kerk? Nee, want wij stellen voor om de Raad m
sommige gevallen al in te schakclen op het moment dat een £Gregelmg nog moet worden vastgesteld. In dat geval verschuift het
vertragingsmodel als het wäre: de Raad wordt niet mcer ovcr de
uitvoering van een EG-regel gehoord, maar over die EG-rcgel
zelf. De advisering over de uitvoering blijft in deze opzet het
domein van min of mecr onafhankelijke, juridisch toetsende
instanties zoals het Ministerie van Justitie cn eventueel de Commissie voor de toctsing van wctgevingsprojecten (Aanwijzingen
voor de regelgeving, aanwijzingen 254-257). Indien de Raad in
het 'voortraject' advisecrt, kan daarmee, via de inbreng van de
Nederlandse regering in Brüssel, een kwaliteitsimpuls aan de
Europese regelgeving worden gegeven. Dat past goed in het huidigc strcven naar kwaliteitsvcrbetering van EG-regclgeving (zie
bijvoorbecld resolutie van de Raad van 8 juni 1993, PbEG C
166). Bovendien kan het Nederlandse parlemcnt zieh, mct bchulp
van de Raadsadviezen, intensiever bezighouden met de voorbereiding van het Nederlandse standpunt, dan nu via het zgn. fichesysteem het geval is. Landen als Frankrijk en Groot-Brittannic
kennen al een soortgelijke kwalitatief hoogwaardige nationale
inbreng in het 'voortraject': in Frankrijk is daar de Conseil d'Etat
bij betrokken, in Groot-Brittannie het Select Committee on thc
European Communities van het House of Lords.
1419
Zorgen om wetgeving
1420
De Franse Conseil d'Etat wordt namelijk geraadpleegd over alle
voorstellen voor EG-regels, net als — smds de gocdkeunng van
hct Verdrag van Maastricht - het Franse parlement over bepaaldc
voorstellen voor EG-regels (namelijk die voorstellen die tot het
'domame legislatif' behoren). De Conseil adviseert over de vraag
of de voorstellen tot het 'domaine legislatif of tot het 'domaine
reglementaire' behoren: m het laatste geval bchoeven de voorstellen niet aan het parlement tc worden voorgelegd. Gemiddeld
brengt de Conseil binnen twaalf dagen advies uit. Het Bntse
Select Committee on the European Communities, een commissie
uit hct House of Lords, legt een inhoudelijker toets aan. De
periode die nodig is om advies uit te brengen duurt dan ook veel
langer dan de twaalf dagen van de Conseil d'Etat. De Nederlandse Raad van State kan van beide leren. Van de Conseil d'Etat kan
worden gelecrd dat snelle advisering belangrijk is, van het Select
Committee van het House of Lords dat een mhoudehjke toets
van de voorgenomen EG-regels zinvol is. Daarbi) is van belang
dat voldocnde personele en financiele middelen ter beschikking
worden gesteld.
De inschakeling van de Raad van State bij de voorbereiding van
het Ncderlandse standpunt ten aanzien van voorgenomen EGregelingen zou als volgt kunnen worden georganiseerd. De regering en de Raad maken afspraken over de advisering omtrent
voorgenomen EG-regclgeving (artikel 15 van de Wet op de Raad
van State maakt dat mogelijk). Deze afspraken houden in dat de
fiches die aan de Staten-Generaal worden gestuurd (Aanwijzing
voor de regelgeving 332), ook aan de Raad van State worden
gezonden. Deze beslist binnen tien dagen of a) dan niet advies
wordt uitgebracht en deelt dat aan de regermg mce. Hierin zou
de Raad het beleid kunnen voercn dat ten aanzien van voorgenomen EG-regcls die, waren zc door de Nederlandsc regering
voorgesteld, zouden raken aan hct primaat van de wetgever,
inhoudelijke adviezen worden afgegeven; in andere gevallen zouden blanco of geen adviezen kunnen worden afgegeven. Van die
meldmg van de Raad van State doet de regering op haar beurt
Zorgen om wetgeving
onmiddellijk verslag aan de Staten-Generaal. Het advies van de
Raad over de voorgenomen EG-regel wordt zo snel mogelijk uitgebracht aan de regering (vergelijk het advies van de Commissie
voor de toetsing van wetgevingsprojecten over de wetsprocedure,
p. 14-15). De regering zendt hct onmiddellijk naar het parlement.
In de periode dat het advies wel is aangekondigd, maar nog niet is
uitgebracht, is de regering op zichzelf niet verplicht om de
besluitvorming in de Raad van de EG op te houden, maar niets
belet de Eerste of de Tweede Kamer om dat wel van de regcring
te eisen. Net zoals de huldige adviezen van de Raad van State kan
het advies over voorgenomen EG-regelingen zowel de Nederlandse regering van dienst zijn, als de Staten-Generaal. Deze laatste hebben immers ondcr meer tot taak om het optreden van
Nederlandse bewindshedcn in de Raad te controleren (Kamerstukken II, 1992/93, 21 427, nr 40-41, p. 10); de adviezen van de
Raad van State kunnen daarbij een nuttig hulpmiddel zijn.
Kortom: inschakeling van de Raad van State in het 'voortrajcct'
kan een positieve invloed hebben op de kwaliteit van EG-regels
en het Nederlandse parlement helpen bij zijn controlerende taak.
De onafhankelijke deskundigheid van de Raad en de mogelijkheden voor een institutioneel ondcrzoek en aansluitende waarborg
op het punt van wetgevingskwaliteit lijken ons alleen maar redenen te meer om de mogelijkheden van dergelijke 'pre'adviezen
eens scrieus tc onderzoeken.
Jacqueline Bannes, Nico Florijn en Wim Voermans
(vakgrocp Staatsrecht, bestuursrecht en bestuurskunde KUB)
1. Op l okt. 1531 werd de Raad van State opgericht bij de Ordonnanties
cn instructies" van Karel V. De toenmahge standplaats van de Raad was
Brüssel. Zie J.Ph. De Monthc VerLoren, J.E. Sprint, Hoofdhjncn uit de
ontwikkeling der rechterhjke organisatie in de Noordeh]kc Nederlandcn
tot de Balaafse omwentelmg, zesde druk, Deventer 1982, p. 198 e.v.
l Ί november 1993 afl. 39