Daniël Mok
Fenomenologie, Pedagogiek, Religie
less
Related Authors
Ruud Welten
Tilburg University
Hub Zwart
Erasmus University Rotterdam
Ciano Aydin
University of Twente
Nicola Zambon
Freie Universität Berlin
Lotte Krabbenborg
Radboud University Nijmegen
Fernando Suárez Müller
University for Humanistic Studies
Uploads
Videos by Daniël Mok
Books by Daniël Mok
Pedagogische communicatie
&
Jeugdige ontwikkelingsfasen
Damiaan Denys, Gerard Heymans
Edmund Husserl, William James
Martinus Langeveld, Jan Ligthart
Johan Linschoten, Henri Rümke
en het fenomenologisch humanisme
Fenomenologisch archief
Zuider-Amstel 2023
Inhoud Archief № 5
Dorothea Timmers-Huigens Geloven als mogelijkheid Pedagogische fenomenologie en beroepsonderwijs Pedagogische geloofscommunicatie
Frederik J. Tolsma Inductie
Jan H. van den Berg Historische fenomenologie
H. C. Rümke, R. Otto en P. Neff Religieuze ontwikkelingsfasen 93
Martinus J. Langeveld Fenomenologische pedagogiek
H. C. Rümke Karakter & aanleg
Het spontane ontwaken van het numineuze gevoel
Ruth Wolf en D. Mok De vroege jeugd van Carry van Bruggen Pragmatische communicatie Interactie als systeem
Arne Jonges Redelijk geloven Husserl en het godsprobleem Husserl and the problem of God
Wittgenstein en James Het probleem van de verbinding Heschel en Husserl De vermenging van goed en kwaad
Bert Poll het heilige is per definitie onschendbaar
Sam Verschooren Fenomenologie & neuropsychologie J
ohan Linschoten De psychologie van William James
Jan Ligthart Van Eeeden en De kleine Johannes
Jan Ligthart Geboren pedagoog met een fijn pennetje
Bernard Lievegoed & Viktor Frankl Zingeven aan het leven
Viktor Frankl Overspannen? Tijdgeest, ziekte en genezing
Inhoudsopgave:
Otto, R. (2015). Reich Gottes und Menschensohn: Ein religionsgeschichtlicher Versuch. Philipps-Universität Marburg. https://doi.org/10.17192/eb2015.0086
Inhalt
A. Das Reich Gottes in Christi Verkündigung
- I. Die Vorstufen der Verkündigung Jesu vom Reich
- II. Die Verkündigung Jesu vom Reiche Gottes
- III. Das Originale in Jesu Verkündigung vom Reich, ermessen an der Botschaft und Gestalt des Täufers
- IV. Die Verkündung vom Schonhereinbruch des Reiches im einzelnen
B. Reich Gottes und Menschensohn
- 1. Die Gesalt Jesu als die von allem bloßen Profetentume sich unterscheidende eschatologische Heilsgestalt und als integrierender Bestandteil des Eschaton selber
- 2. Das jesuanische Sendungsbewußtsein, noch abgesehen von seinen messianischen Einkleidungen
- 3. Notwendigkeit messianischer Form
- 4. Der Menschensohn und Henoch
- 5. Henoch selber als der Menschensohn
- 6. Jesu messianische Aussagen und Verhaltungen
- 7. Die Selbstbezeichnung Jesu als Menschensohn
- 8. Die Selbstbezeichnung Jesu als Menschensohn an Stelle der einfachen Ich-Aussage
- 9. Der Zu-Erhöhende
- 10. Die neue didachē: der durch Leiden rettende Messias
- 11. Der Menschensohn als der leidende Gottesknecht
- 12. Die Associationen von Lytron
C. Christi Abendmahl als Jüngerweihe für den Eingang ins Gottesreich
- 1. Die Berichte über Christi Abendmahl im Neuen Testament
- 2. Der ursprüngliche Bericht
- 3. Über den Typus der Abendmahls-Handlung Christi überhaupt
- 4. Der eschatologische Segenskelch
- 5. Die Diathēkē der Anwartschaft auf das Reich Gottes
- 6. Das Deute-Wort zur Brotspende. Christus, nicht als Seelenspeise, sondern als im Tode Gebrochener
- 7. Der besondere Typus der Brothandlung Christi
- 8. I. Drastische Voraussage, Typus der profetischen OT
- 9. II. Effektive Repräsentation zwecks Anteilgabe am Repräsentierten
- 10. Die Associationen sakralen Essens
- 11. Zusammenfassung der Ergebnisse
- 12. Die späteren Entwicklungen, Veränderungen und Sinnverschiebungen
- 13. Schluß
D. Gottesreich und Charisma
- 1. Der charismatische Typus
- 2. Christus der Urcharismatiker selber
- 3. Heilgabe und Exorcismus
- 4. Charismatische Verkündigung und Geisterunterscheidung
- 5. Das Charisma der Profetie. Andere charismatische Einzelzüge
- 6. Charismatische apparitio. Das sogenannte Seewandeln
- 7. Schluß
- 8. Windisch über den pneumatischen Charakter Christi
E. Beilagen
- 1. Litterarischer Vergleich zwischen der Predigt Jesu und dem Henochbuche
- 2. Menschensohn und Urmensch?
- 3. Niemand erkennt den Vater, denn nur der Sohn
- 4. Gnostisches in der Henochschen Apokalyptik
- 5. Unser Bild und die Marburger Religionskundliche Sammlung
Nachtrag zu ‘Das Heilige’
Aus Kapitel II von Das Gefühl des Überweltlichen
Mythus & Religion in Wundts Völkerpsychologie
Der Sensus Numinis als geschichtlicher Ursprung der Religion
Locatie: Universiteit van Marburg, Bibliotheek voor Religiewetenschappen (Bibliotheek Otto)
Fenomenologisch Archief Zuider-Amstel
Notities: Met tal van handgeschreven notities van de auteur.
neuropsychologische benaderingen
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Wijsbegeerte
Bewustzijn bij Husserl
Wat moeten we verstaan onder bewustzijn binnen de fenomenologie? De analyse van het bewustzijn is een zeer belangrijk onderdeel van de fenomenologie omdat hierbij de fenomenologie zelf op spel staat, i.e. het kunnen analyseren van het bewustzijn (via de bewuste ervaring) is de mogelijkheidsvoorwaarde van de fenomenologie als wetenschap. Het is eveneens in het bewustzijn dat eender welk ander fenomeen verschijnt, dus een analyse van het bewustzijn moet vooraf gaan aan eender welke andere analyse. Hoe dit het best gedaan wordt is een punt van twist geweest dat heeft geleid tot twee verschillende vormen van fenomenologie, de reflectieve (Husserl) en de hermeneutische (Heidegger), zoals we al gezien hebben in het hoofdstuk over de fenomenologische methode.
Zahavi (2005, pp. 31-48) bespreekt het fenomenologische bewustzijn zoals we
het bij Husserl vinden. Volgens Husserl (1900-1901) zijn er drie grote kwesties die in
verband met het bewustzijn onderzocht moeten worden. Ten eerste is er de vraag naar
de eenheid van de bewustzijnsstroom, wat hij het fenomenale ego noemt. Daarnaast is
er ook de kwestie van het zelfbewustzijn, wat voor de doeleinden van deze scriptie de
belangrijkste analyse is. Hierbij staat de vraag centraal hoe de bewustzijnsstroom zich
bewust wordt van zichzelf. Hier wordt verder nog uitgebreid op ingegaan, maar enige
aanzetten kunnen hier al gegeven worden op basis van het werk van Husserl. De
derde kwestie draait rond intentionaliteit.
Laten we beginnen met de eerste kwestie. Hoewel hij een non-egologische
theorie voorstaat, gebruikt Husserl bij de analyse van de bewustzijnsstroom toch de
term ego. We gaan bij een bespreking van de ervaring dieper in op het verschil tussen
een egologische en non-egologische theorie, voorlopig volstaat het om te zeggen dat
Husserl (1900-1901) meende dat we in de ervaring zelf geen ego als pure
identiteitspool tegenkomen. We kunnen volgens Husserl evenwel op een bepaalde
manier toch over een ego spreken, op twee verschillende manieren zelfs. Ten eerste is
er het ego als empirische persoon, waaraan we intersubjectief toegankelijke
eigenschappen zoals geslacht, leeftijd etc. toeschrijven. Dit is een ego dat we in
termen van het zelf als narratieve constructie zouden kunnen interpreteren, het ego als
persoon. Daarnaast kan men ook spreken over het ego als de bewustzijnsstroom, i.e.
de totaliteit van de ervaringen. Het ego is in deze betekenis dus niet iets dat buiten de
ervaring of onafhankelijk ervan bestaat – in overeenstemming met zijn nonegologisch
standpunt. Het is dit ego dat Husserl gebruikt om het bewustzijn te
analyseren.
Wanneer we deze som van ervaringen, i.e. het fenomenale ego, onderzoeken
mogen we ons niet concentreren op bepaalde empirische mogelijkheidsvoorwaarden,
bijvoorbeeld door te kijken naar de fysiologie of de neurologie van het specifieke
organisme. We moeten ons richten op de essentiële eigenschappen van de ervaring in
deze bewustzijnsstroom. Deze essentiële eigenschappen kunnen we ontdekken zonder
dat we ons hoeven te beroepen op de specifieke empirische dragers van die ervaring.
We zouden met andere woorden hetzelfde ontdekken bij een analyse van de ervaring
zoals we die terugvinden bij mens, dier, of buitenaardse wezen, omdat wat we
50
ontdekken losstaat van bij wat voor soort wezen de ervaring zich manifesteert. Er
bestaat dus volgens Husserl een soort van empirisch onafhankelijke essentie van de
ervaring.
De bewustzijnsstroom vormt een geheel, en dit geheel duiden we aan met het
ego. Zoals gezegd is het ego niet iets dat buiten deze stroom staat. Het ego is het
resultaat van deze unificatie, en kan er dus niet aan vooraf gaan of er de voorwaarde
voor zijn.
Husserl (1900-1901) beargumenteert deze stelling verder door op te merken dat
we, wanneer we iets aan het ervaren zijn zonder ons intentioneel op die ervaring te
richten, we geen ego tegenkomen. We worden als het ware geabsorbeerd door de
ervaring zelf, zonder dat daar een ego aan te pas hoeft te komen. Het is enkel in de
reflectie dat we dit ego ontdekken, het maakt dus strictu sensu geen deel uit van de
ervaring op het moment dat die wordt doorleeft.
Deze korte uitweiding over het ego als bewustzijnsstroom volstaat voor onze
doeleinden. Interessanter binnen de context van deze scriptie is hoe dit bewustzijn in
relatie staat tot zelfbewustzijn. Het is namelijk in het zelfbewustzijn dat we het zelf op
het oog kunnen komen. Voor we daartoe komen moeten echter nog een aantal andere
aspecten van het bewustzijn besproken worden, te beginnen met het concept
fenomenaliteit. Dit concept kan gezien worden als de link tussen bewustzijn en
ervaring, i.e. als een uitwerking van hoe ervaringen in het bewustzijn verschijnen.
Fenomenaliteit
Volgens Parnas en Sass (2011) is de notie van de fenomenaliteit dicht verwant aan de
notie van het bewustzijn, indien bewustzijn begrepen wordt als een ontologisch
domein. Wat ze hiermee willen zeggen is dat fenomenaliteit de dimensie is
waarbinnen verschijningen kunnen plaatsvinden en daadwerkelijk plaatsvinden.
Fenomenaliteit verwijst naar de specifieke gegevenheid van het gegevene of
verschijnende, het feit dat iets zichzelf kan manifesteren in het bewustzijn.
Fenomenaliteit is het medium dat de voorwaarde vormt voor eender welke
fenomenale structuur, i.e. voor eender welke ervaring.
We zijn ons in onze alledaagse omgang met de werkelijkheid niet bewust van
de dimensie van fenomenaliteit omdat ze als omnipresent medium noodzakelijkerwijs
onzichtbaar blijft, ze zit als het ware verborgen achter haar eigen
vanzelfsprekendheid. We zijn ons er evenwel op een bepaalde manier altijd bewust
51
van simpelweg omdat objecten aan ons (kunnen) verschijnen, maar dit bewustzijn
blijft doorgaans impliciet.
Fenomenaliteit is niets dat bijkomend aan een verschijning wordt toegevoegd,
net zoals het basale zelfbewustzijn bij een ervaring dat niet is. Ze schijnt door en in de
verschijning, het wordt gemanifesteerd door het ‘daar-zijn’ van het object. De
fenomenaliteit is de mogelijkheidsvoorwaarde voor het feit dat het object daar kan
zijn voor ons, d.w.z. het is niet iets dat er los of onafhankelijk van bestaat
Een belangrijk aspect van de fenomenaliteit is dat ze voor komt in graden van
intensiteit, waarbij de mate waarin bewustzijn van ons bewustzijn binnendringt in
onze ervaring van wereldlijke objecten varieert. In momenten van reflectie zijn we
ons veel meer bewust van de fenomenaliteit dan op momenten waarin we als het ware
opgaan in het object van de ervaring.
U. M. Abraxas | Zuider-Amstel
Het archief ontsloten, de actuele data kunnen via deze link worden geraadpleegd.
Husserl, Sjestov, Kierkegaard;
Fechner;
Rudolf Otto;
Andreas Burnier.
Papers by Daniël Mok
De QR-code geeft de laatste update weer.
https://indd.adobe.com/view/d26ed613-4878-45e7-97c0-a5bd07052276
laatste wijziging 4 februari 2022, 1:33; versie 5.21 .
Pedagogische communicatie
&
Jeugdige ontwikkelingsfasen
Damiaan Denys, Gerard Heymans
Edmund Husserl, William James
Martinus Langeveld, Jan Ligthart
Johan Linschoten, Henri Rümke
en het fenomenologisch humanisme
Fenomenologisch archief
Zuider-Amstel 2023
Inhoud Archief № 5
Dorothea Timmers-Huigens Geloven als mogelijkheid Pedagogische fenomenologie en beroepsonderwijs Pedagogische geloofscommunicatie
Frederik J. Tolsma Inductie
Jan H. van den Berg Historische fenomenologie
H. C. Rümke, R. Otto en P. Neff Religieuze ontwikkelingsfasen 93
Martinus J. Langeveld Fenomenologische pedagogiek
H. C. Rümke Karakter & aanleg
Het spontane ontwaken van het numineuze gevoel
Ruth Wolf en D. Mok De vroege jeugd van Carry van Bruggen Pragmatische communicatie Interactie als systeem
Arne Jonges Redelijk geloven Husserl en het godsprobleem Husserl and the problem of God
Wittgenstein en James Het probleem van de verbinding Heschel en Husserl De vermenging van goed en kwaad
Bert Poll het heilige is per definitie onschendbaar
Sam Verschooren Fenomenologie & neuropsychologie J
ohan Linschoten De psychologie van William James
Jan Ligthart Van Eeeden en De kleine Johannes
Jan Ligthart Geboren pedagoog met een fijn pennetje
Bernard Lievegoed & Viktor Frankl Zingeven aan het leven
Viktor Frankl Overspannen? Tijdgeest, ziekte en genezing
Inhoudsopgave:
Otto, R. (2015). Reich Gottes und Menschensohn: Ein religionsgeschichtlicher Versuch. Philipps-Universität Marburg. https://doi.org/10.17192/eb2015.0086
Inhalt
A. Das Reich Gottes in Christi Verkündigung
- I. Die Vorstufen der Verkündigung Jesu vom Reich
- II. Die Verkündigung Jesu vom Reiche Gottes
- III. Das Originale in Jesu Verkündigung vom Reich, ermessen an der Botschaft und Gestalt des Täufers
- IV. Die Verkündung vom Schonhereinbruch des Reiches im einzelnen
B. Reich Gottes und Menschensohn
- 1. Die Gesalt Jesu als die von allem bloßen Profetentume sich unterscheidende eschatologische Heilsgestalt und als integrierender Bestandteil des Eschaton selber
- 2. Das jesuanische Sendungsbewußtsein, noch abgesehen von seinen messianischen Einkleidungen
- 3. Notwendigkeit messianischer Form
- 4. Der Menschensohn und Henoch
- 5. Henoch selber als der Menschensohn
- 6. Jesu messianische Aussagen und Verhaltungen
- 7. Die Selbstbezeichnung Jesu als Menschensohn
- 8. Die Selbstbezeichnung Jesu als Menschensohn an Stelle der einfachen Ich-Aussage
- 9. Der Zu-Erhöhende
- 10. Die neue didachē: der durch Leiden rettende Messias
- 11. Der Menschensohn als der leidende Gottesknecht
- 12. Die Associationen von Lytron
C. Christi Abendmahl als Jüngerweihe für den Eingang ins Gottesreich
- 1. Die Berichte über Christi Abendmahl im Neuen Testament
- 2. Der ursprüngliche Bericht
- 3. Über den Typus der Abendmahls-Handlung Christi überhaupt
- 4. Der eschatologische Segenskelch
- 5. Die Diathēkē der Anwartschaft auf das Reich Gottes
- 6. Das Deute-Wort zur Brotspende. Christus, nicht als Seelenspeise, sondern als im Tode Gebrochener
- 7. Der besondere Typus der Brothandlung Christi
- 8. I. Drastische Voraussage, Typus der profetischen OT
- 9. II. Effektive Repräsentation zwecks Anteilgabe am Repräsentierten
- 10. Die Associationen sakralen Essens
- 11. Zusammenfassung der Ergebnisse
- 12. Die späteren Entwicklungen, Veränderungen und Sinnverschiebungen
- 13. Schluß
D. Gottesreich und Charisma
- 1. Der charismatische Typus
- 2. Christus der Urcharismatiker selber
- 3. Heilgabe und Exorcismus
- 4. Charismatische Verkündigung und Geisterunterscheidung
- 5. Das Charisma der Profetie. Andere charismatische Einzelzüge
- 6. Charismatische apparitio. Das sogenannte Seewandeln
- 7. Schluß
- 8. Windisch über den pneumatischen Charakter Christi
E. Beilagen
- 1. Litterarischer Vergleich zwischen der Predigt Jesu und dem Henochbuche
- 2. Menschensohn und Urmensch?
- 3. Niemand erkennt den Vater, denn nur der Sohn
- 4. Gnostisches in der Henochschen Apokalyptik
- 5. Unser Bild und die Marburger Religionskundliche Sammlung
Nachtrag zu ‘Das Heilige’
Aus Kapitel II von Das Gefühl des Überweltlichen
Mythus & Religion in Wundts Völkerpsychologie
Der Sensus Numinis als geschichtlicher Ursprung der Religion
Locatie: Universiteit van Marburg, Bibliotheek voor Religiewetenschappen (Bibliotheek Otto)
Fenomenologisch Archief Zuider-Amstel
Notities: Met tal van handgeschreven notities van de auteur.
neuropsychologische benaderingen
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Wijsbegeerte
Bewustzijn bij Husserl
Wat moeten we verstaan onder bewustzijn binnen de fenomenologie? De analyse van het bewustzijn is een zeer belangrijk onderdeel van de fenomenologie omdat hierbij de fenomenologie zelf op spel staat, i.e. het kunnen analyseren van het bewustzijn (via de bewuste ervaring) is de mogelijkheidsvoorwaarde van de fenomenologie als wetenschap. Het is eveneens in het bewustzijn dat eender welk ander fenomeen verschijnt, dus een analyse van het bewustzijn moet vooraf gaan aan eender welke andere analyse. Hoe dit het best gedaan wordt is een punt van twist geweest dat heeft geleid tot twee verschillende vormen van fenomenologie, de reflectieve (Husserl) en de hermeneutische (Heidegger), zoals we al gezien hebben in het hoofdstuk over de fenomenologische methode.
Zahavi (2005, pp. 31-48) bespreekt het fenomenologische bewustzijn zoals we
het bij Husserl vinden. Volgens Husserl (1900-1901) zijn er drie grote kwesties die in
verband met het bewustzijn onderzocht moeten worden. Ten eerste is er de vraag naar
de eenheid van de bewustzijnsstroom, wat hij het fenomenale ego noemt. Daarnaast is
er ook de kwestie van het zelfbewustzijn, wat voor de doeleinden van deze scriptie de
belangrijkste analyse is. Hierbij staat de vraag centraal hoe de bewustzijnsstroom zich
bewust wordt van zichzelf. Hier wordt verder nog uitgebreid op ingegaan, maar enige
aanzetten kunnen hier al gegeven worden op basis van het werk van Husserl. De
derde kwestie draait rond intentionaliteit.
Laten we beginnen met de eerste kwestie. Hoewel hij een non-egologische
theorie voorstaat, gebruikt Husserl bij de analyse van de bewustzijnsstroom toch de
term ego. We gaan bij een bespreking van de ervaring dieper in op het verschil tussen
een egologische en non-egologische theorie, voorlopig volstaat het om te zeggen dat
Husserl (1900-1901) meende dat we in de ervaring zelf geen ego als pure
identiteitspool tegenkomen. We kunnen volgens Husserl evenwel op een bepaalde
manier toch over een ego spreken, op twee verschillende manieren zelfs. Ten eerste is
er het ego als empirische persoon, waaraan we intersubjectief toegankelijke
eigenschappen zoals geslacht, leeftijd etc. toeschrijven. Dit is een ego dat we in
termen van het zelf als narratieve constructie zouden kunnen interpreteren, het ego als
persoon. Daarnaast kan men ook spreken over het ego als de bewustzijnsstroom, i.e.
de totaliteit van de ervaringen. Het ego is in deze betekenis dus niet iets dat buiten de
ervaring of onafhankelijk ervan bestaat – in overeenstemming met zijn nonegologisch
standpunt. Het is dit ego dat Husserl gebruikt om het bewustzijn te
analyseren.
Wanneer we deze som van ervaringen, i.e. het fenomenale ego, onderzoeken
mogen we ons niet concentreren op bepaalde empirische mogelijkheidsvoorwaarden,
bijvoorbeeld door te kijken naar de fysiologie of de neurologie van het specifieke
organisme. We moeten ons richten op de essentiële eigenschappen van de ervaring in
deze bewustzijnsstroom. Deze essentiële eigenschappen kunnen we ontdekken zonder
dat we ons hoeven te beroepen op de specifieke empirische dragers van die ervaring.
We zouden met andere woorden hetzelfde ontdekken bij een analyse van de ervaring
zoals we die terugvinden bij mens, dier, of buitenaardse wezen, omdat wat we
50
ontdekken losstaat van bij wat voor soort wezen de ervaring zich manifesteert. Er
bestaat dus volgens Husserl een soort van empirisch onafhankelijke essentie van de
ervaring.
De bewustzijnsstroom vormt een geheel, en dit geheel duiden we aan met het
ego. Zoals gezegd is het ego niet iets dat buiten deze stroom staat. Het ego is het
resultaat van deze unificatie, en kan er dus niet aan vooraf gaan of er de voorwaarde
voor zijn.
Husserl (1900-1901) beargumenteert deze stelling verder door op te merken dat
we, wanneer we iets aan het ervaren zijn zonder ons intentioneel op die ervaring te
richten, we geen ego tegenkomen. We worden als het ware geabsorbeerd door de
ervaring zelf, zonder dat daar een ego aan te pas hoeft te komen. Het is enkel in de
reflectie dat we dit ego ontdekken, het maakt dus strictu sensu geen deel uit van de
ervaring op het moment dat die wordt doorleeft.
Deze korte uitweiding over het ego als bewustzijnsstroom volstaat voor onze
doeleinden. Interessanter binnen de context van deze scriptie is hoe dit bewustzijn in
relatie staat tot zelfbewustzijn. Het is namelijk in het zelfbewustzijn dat we het zelf op
het oog kunnen komen. Voor we daartoe komen moeten echter nog een aantal andere
aspecten van het bewustzijn besproken worden, te beginnen met het concept
fenomenaliteit. Dit concept kan gezien worden als de link tussen bewustzijn en
ervaring, i.e. als een uitwerking van hoe ervaringen in het bewustzijn verschijnen.
Fenomenaliteit
Volgens Parnas en Sass (2011) is de notie van de fenomenaliteit dicht verwant aan de
notie van het bewustzijn, indien bewustzijn begrepen wordt als een ontologisch
domein. Wat ze hiermee willen zeggen is dat fenomenaliteit de dimensie is
waarbinnen verschijningen kunnen plaatsvinden en daadwerkelijk plaatsvinden.
Fenomenaliteit verwijst naar de specifieke gegevenheid van het gegevene of
verschijnende, het feit dat iets zichzelf kan manifesteren in het bewustzijn.
Fenomenaliteit is het medium dat de voorwaarde vormt voor eender welke
fenomenale structuur, i.e. voor eender welke ervaring.
We zijn ons in onze alledaagse omgang met de werkelijkheid niet bewust van
de dimensie van fenomenaliteit omdat ze als omnipresent medium noodzakelijkerwijs
onzichtbaar blijft, ze zit als het ware verborgen achter haar eigen
vanzelfsprekendheid. We zijn ons er evenwel op een bepaalde manier altijd bewust
51
van simpelweg omdat objecten aan ons (kunnen) verschijnen, maar dit bewustzijn
blijft doorgaans impliciet.
Fenomenaliteit is niets dat bijkomend aan een verschijning wordt toegevoegd,
net zoals het basale zelfbewustzijn bij een ervaring dat niet is. Ze schijnt door en in de
verschijning, het wordt gemanifesteerd door het ‘daar-zijn’ van het object. De
fenomenaliteit is de mogelijkheidsvoorwaarde voor het feit dat het object daar kan
zijn voor ons, d.w.z. het is niet iets dat er los of onafhankelijk van bestaat
Een belangrijk aspect van de fenomenaliteit is dat ze voor komt in graden van
intensiteit, waarbij de mate waarin bewustzijn van ons bewustzijn binnendringt in
onze ervaring van wereldlijke objecten varieert. In momenten van reflectie zijn we
ons veel meer bewust van de fenomenaliteit dan op momenten waarin we als het ware
opgaan in het object van de ervaring.
U. M. Abraxas | Zuider-Amstel
Het archief ontsloten, de actuele data kunnen via deze link worden geraadpleegd.
Husserl, Sjestov, Kierkegaard;
Fechner;
Rudolf Otto;
Andreas Burnier.
De QR-code geeft de laatste update weer.
https://indd.adobe.com/view/d26ed613-4878-45e7-97c0-a5bd07052276
laatste wijziging 4 februari 2022, 1:33; versie 5.21 .
Het woord van Einstein dat emancipatie verandering is vanuit de traditie, en niet zoals Freud dacht een totale ommezwaai in het denken, is een oriëntatiepunt in verwarrende tijden.
Boek
Titel:
Lofrede op de hedendaagsche genees- en natuurkunde / naar het Hoogduitsch van Dr. Mises, schrijver van De cholera verdedigd, enz.
Auteur:
Mises (Dr.)
Impressum:
Amsterdam : Hendrik Frijlink, 1834
Vorm:
23 cm.
Oorspronkelijke titel:
Panegyricus der jetzigen Medizin und Naturgeschichte, C.H.F. Hartmann, Leipzig 1822, 68 pagina's.
18 jul. 2021
Als kind ben ik vertrouwd geraakt met de sterrenhemel in al zijn overweldigende, geheimzinnige, bijna verschrikkelijke pracht. Want wij woonden in een toen nog heel stille streek van Nederland, het bosrijk gebied van de noordelijke Veluwe, en ons huis lag terzijde van het dorp, afgelegen. Opgezien naar de sterren heb ik daarom van kindsbeen af, niet allereerst met dichterlijke verbazing of ontroering maar met kinderlijke vanzelfsprekendheid. En een klein beetje kennis. Daar was de Melkweg en daar de Grote Beer, waar je de weg mee kon vinden als je verdwaald was. Aan de andere kant de Orion, een reus die door de hemel reisde. En Sirius, laag aan de horizon en heel helder. Meer niet, meer wilde ik, denk ik, ook niet weten. Ik zag dat krioelende heelal niet met een nieuwsgierig oog, ik had geen bêta-aanleg. Ik bewonderde. Zoals ik nog doe, maar helaas, ik, ja onze hele generatie is dat glorieuze schouwspel langzamerhand kwijtgeraakt. Het is iets dat ik terug moet vinden als ik met vakantie ga, in eenzame wildernissen, waar het kunstlicht van de grote steden nog niet de hemel verduistert. Wat hebben we daarmee veel verloren! Ik weet het, ik voel het gemis soms bijna schrijnend letterlijk. Ik weet het ook objectief, uit de geschiedenis. Onze vaderen, in de eeuwen der eeuwen, van de dichter van psalm 8 tot aan Guido Gazelle, hebben met die grote hemel geleefd, opgezien naar de sterren:
is een dynamisch project en toegankelijk ter lering en de vermaak.
De QR-code geeft de laatste update weer.
https://indd.adobe.com/view/d26ed613-4878-45e7-97c0-a5bd07052276
laatste wijziging 4 februari 2022, 1:33; versie 5.21 .
is een dynamisch project en toegankelijk ter lering en de vermaak.
De QR-code geeft de laatste update weer.
https://indd.adobe.com/view/d26ed613-4878-45e7-97c0-a5bd07052276
De QR-code op blz 2 geeft de laatste update weer.
https://indd.adobe.com/view/d26ed613-4878-45e7-97c0-a5bd07052276
een dynamisch project en toegankelijk ter lering en de vermaak.
De qr-code geeft de laatste stand van zaken weer.
https://indd.adobe.com/view/d26ed613-4878-45e7-97c0-a5bd07052276
ISBN 978-90-79133-94-9
ean 9789079133949
Fragmenten uit het archief zijn terug te vinden in onze fenomenologische publicaties. Het belang zou er in kunnen schuilen dat steeds gepoogd is om alle begrippen zo helder mogelijk te duiden en in verschillende verbanden te bezien. Altijd handig voor studenten en belangstellenden. Op de eerste plaats is het ons er om te doen geweest het antwoord van Einstein op Freuds nihilisme te verwezenlijken: emancipatie vanuit de traditie, geen abrupt alles opeens anders doen.
Hoe actueel wil je het hebben? De geïnstitutionaliseerde religie is in diskrediet gebracht, maar niet het religieuze zoeken dat weigert genoegen te nemen met triviale rituelen van macht en uitbuiting als uitdrukkingen van zingeving. Religie in overgeleverde vorm heeft voor ons afgedaan. Het zoeken naar de zin van het bestaan is gebleven. Einstein: ‘Ik ben een diep religieuze ongelovige’.
Titel: Religie zonder verrassingen
Ondertitel: Humanitair vertrouwen zonder openbaring
Auteur: Huxley, Julian / Otto, Rudolf / Jones, Rufus / James, William
Redacteur: Mok, Daniël
Uitgever: Zuider-Amstel
Bibli. imprint: Zuider-Amstel
NUR-code: 734 Praktische filosofie
Reeks: Fenomenologische bibliotheek
Reeksnummer: 11
Druk: 1
Illustraties: Ja
Aantal pagina's: ca. 100
Taal: Nederlands
Versch. vorm: Eboek : Epub, digitaal watermerk, download
Versch. datum: 04-01-2022