Marxisme

Quel sens peut bien avoir le pouvoir de la multitude au début du 21e siècle ? Nous pourrions conclure hâtivement avec Francis Fukuyama que nous avons atteint la fin de l’Histoire. Mais l’Histoire continue et d’autres penseurs refusent de croire que le projet d’émancipation universelle communiste est mort. Herbert Marcuse propose de revaloriser la pensée négative. Zizek, pour sa part, suggère l’établissement d’un nouvel universel. Dans cet article nous proposons le concept de « rupture hégémonique » afin de rendre opératoire l’analyse du passage d’une société civile pacifiée au renouveau de cette pensée négative.

In deze bachelorscriptie onderzoek ik de centrale plaats die de mens inneemt in Marx’ filosofie. Ik
vertrek daarvoor bij een zuiver filosofische bespreking van de marxiaanse epistemologie, waarna ik
de beweging maak naar haar revolutionaire en bevrijdende betekenis. Marx werkte in een tijd waarin
de subject-object-verhouding een centraal discussiepunt was in de Duitse filosofie. Zijn eigen
materialistisch uitgangpunt brengt hij tot uitdrukking met de slagzin: “Niet het bewustzijn bepaalt
het leven, maar het leven bepaalt het bewustzijn.” Zijn kritiek richt zich in eerste instantie op de
idealistische filosofie die primair de ideeën als werkende kracht in de geschiedenis aanduidt.
Terzelfdertijd hoedt Marx zich ook voor een naïef realisme en een mechanistische
weerspiegelingstheorie. Vanuit het idealisme neemt Marx de activiteit van het subject over. De
erkenning van deze activiteit vormt zijn fundamentele kritiek op Feuerbachs contemplatieve
materialisme. Marx’ primaire epistemologische categorie is dus samengevat niet de geest of het
passieve subject, maar de reële, actieve mens. Marx bevindt zich zodoende in een spreidstand tussen
invloeden uit zowel het idealisme als het klassieke materialisme. Ik bespreek Marx’ originele
oplossing van het epistemologisch vraagstuk vanuit zijn praxis-begrip. Dit laat mij toe in te gaan op de
dialectiek die, aldus Marx, vervat ligt in het menselijke handelen. Namelijk: in het transformeren van
de werkelijkheid tot een humane werkelijkheid, vormt de mens zijn bewustzijn, d.i. in zijn praxis. De
werkelijkheid zoals die de mens in het kapitalisme verschijnt, herkent hij echter niet als de
uitdrukking van zijn eigen wezenskrachten. Zodoende vervreemdt de mens zich in het praktisch-
maatschappelijk leven van deze werkelijkheid, én van zichzelf. Niet enkel de natuur is voorwerp van
uitbuitende objectivering, ook de mens wordt gereduceerd tot een functionele waar in het
productieproces: hij is slechts een fragment van zichzelf. In deze tragiek verschijnt de ideologie op
het podium. Zij toont zich als een systematisch geheel van ideeën die de mens zijn miserabel lot
verklaren. Zodoende vervult zij een dubbele functie: enerzijds als noodzakelijk soelaas, anderzijds als
machtsmiddel om de stabiliteit en de status quo in de samenleving te bewaren. Geheel in de lijn van
zijn epistemologie verklaart Marx de ideologische schijnwerkelijkheid uit de verscheurde sociale
werkelijkheid. Dat brengt hem ertoe te stellen dat niet in het denken, maar in de concrete
werkelijkheid de theorie haar oplossing vindt. Ideologiekritiek wordt dus praktische kritiek op het
kapitalisme, die haar uiting vindt in de revolutionaire praxis, waarin de mens de gehele sociale
werkelijkheid waarvan hijzelf deel uitmaakt bewust tot object van zijn activiteit maakt. Marx ziet hoe
het kapitalisme in zijn ontwikkeling zélf de krachten voortbrengt die zijn opheffing zullen betekenen:
het proletariaat. Het is precies in het dialectisch proces van vervreemding dat de proletariër zijn
notie van menselijkheid herwint, aldus Marx. De ideologische schijn verliest bijgevolg zijn
verbloemende kracht en de werkelijkheid verschijnt als het product van het menselijk handelen, d.i.
veranderlijk. In deze context bespreek ik de spanning tussen vrijheid en bepaaldheid. Marx’ historisch
materialisme speelt hierin een sleutelrol: in de historische dialectiek waarin de mens tot een
vervreemde ‘waar’ gereduceerd wordt, wint hij het noodzakelijke bewustzijn voor zijn bevrijding.
Deze uiteenzetting sluit ik af met een beschouwing over het onderliggende mensbeeld van Marx.
Daar de mens een scheppend wezen is, dient de samenleving de uitdrukking van zijn eigen
Wesenskräfte te zijn. De verwerkelijking van de menselijk natuur zal plaatsvinden in een praktische
beweging die zich de vervreemde werkelijkheid toe-eigent en een vorm van samenleven voortbrengt
die de uitdrukking van de wezenlijk vrije menselijke praxis is: het communisme.

18 mars-28 mai 1871 : le peuple de Paris prend les armes pour s'opposer à la défaite de la guerre franco-allemande de 1870 et à une Assemblée nationale à majorité monarchiste. Commence alors une expérience d'autogestion, une utopie fraternelle et sociale. Ouvriers, artisans, hommes et femmes : une population jusqu'alors invisible se fait entendre. Malgré sa brièveté, la Commune occupe dans les mémoires la place lumineuse d'un événement fondateur. Elle a divisé pour longtemps les Français, entre fédérés et versaillais, insurgés et légitimistes. Vivre un tel événement pousse à écrire : témoigner, tirer un bilan, donner à entendre le bruit des balles qui claquent depuis les collines de Paris, offrir le goût du temps des cerises. Une littérature s'invente au printemps 1871, qui ne se cantonne ni aux genres canoniques ni aux auteurs consacrés. A côté des romans, poèmes et pièces de théâtre, on trouve des chansons populaires, hymnes politiques, articles de presse, affiches placardées sur les murs, témoignages de combattants. Hugo, Flaubert, Rimbaud, Verlaine, Vallès voisinent avec Malvina Blanchecotte ou Alix Payen. L'extraordinaire foisonnement de textes lus et entendus dans les rues de Paris se retrouve dans les pages de cette anthologie.

Le Petit dictionnaire philosophique est conforme à l'édition abrégée du texte russe publié par les Editions politiques d'Etat (Moscou, 1955). Edition électronique réalisée par Vincent Gouysse à partir de l'ouvrage paru en 1955 aux Editions en langues étrangères de Moscou. Les portraits ainsi que les termes grecs ne sont pas reproduits dans cette édition, ces derniers étant signalés par […]. Edité avant l'officialisation du triomphe des révisionnistes soviétiques, cet ouvrage ne comporte pas de révision flagrante des principes du marxismeléninisme, à l'exception de quelques appréciations anti-matérialistes sur la Chine maoïste-en particulier l'incompréhension du caractère révisionniste et nationaliste bourgeois des thèses sur la « démocratie nouvelle ». (Voir notre étude « Impérialisme et anti-impérialisme ».

Deze thesis handelt over de limieten van geweldloos verzet. In hoeverre kan je op een geweldloze manier verzet bieden tegen het geweld dat voortkomt uit de kapitalistische samenleving? De liberale, kapitalistische samenleving gaat gepaard met structureel geweld, dat is een duurzame gewelduitoefening via de institutionele inrichting van de samenleving. Er heerst ongelijkheid en armoede. Er is een steeds kleiner wordende bezittende klasse van kapitalisten die profiteert van de uitbuiting van mens en natuur. Deze mensen hebben, in tegenstelling tot de werkende klasse en haar bondgenoten, een aanzienlijke invloed op de politieke macht. Hierdoor kunnen we grote vraagtekens zetten bij de geweldsmiddelen (leger en politie) en het geweldsmonopolie die de staat ter beschikking heeft. Leger en politie staan met andere woorden in functie van de heersende macht en kunnen ingezet worden als de heersende macht in vraag wordt gesteld — wat bij de gele hesjes duidelijk gebeurt.

Doorheen de geschiedenis zijn er verscheidene geweldloze en gewelddadige manieren geweest om zich te verzetten tegen het geweld van de kapitalistische samenleving. Er zijn verschillende pacifistische bewegingen geweest, maar de geschiedenis toont ons de tragiek van het pacifisme. In momenten van historische crisis is er vaak geen keuze tussen geweld en geweldloosheid, maar veeleer tussen verschillende soorten van geweld. Er is de keuze tussen door geweldloosheid het geweld van de onderdrukker in stand te houden of door gewelddadig verzet het geweld van de onderdrukking te beëindigen. Hebben we in dergelijke situaties het recht op een gewelddadige revolutie? Ik meen van wel, al moeten er wel grenzen gesteld worden aan het geweld. In de strijd om een betere wereld is niet alle geweld geoorloofd. Ik spreek me dan ook uit tegen verschillende communistische terroristische organisaties, zoals de Baader-Meinhof Gruppe. Geweldloosheid kan een goede tactiek zijn in de strijd, maar als de machthebbers reageren met buitensporig geweld is proportioneel tegengeweld geoorloofd.

Quels sont les enjeux de l'étude du mode de production féodal ? Outre l'intérêt inhérent de la recherche scientifique, Marx et Engels identifient un enjeu politique dans le Manifeste du parti communiste, avec la dénonciation du socialisme féodal, socialisme de façade affiché par les propriétaires fonciers détrônés par la bourgeoise. Je cite : « Quand les féodaux démontrent que le mode d'exploitation féodal était autre chose que celui de la bourgeoisie, ils n'oublient qu'une chose: c'est qu'ils exploitaient dans des circonstances et des conditions tout à fait différentes et aujourd'hui périmées. Quand ils démontrent que, sous le régime féodal, le prolétariat moderne n'existait pas, ils n'oublient qu'une chose: c'est que la bourgeoisie moderne précisément devait nécessairement jaillir de leur organisation sociale. » La nostalgie du féodalisme comme forme d'anticapitalisme serait donc une illusion à dissiper. Il faut bien dire d'ailleurs que le féodalisme revient en permanence dans le Manifeste comme élément de comparaison avec la société bourgeoise. Mais qu'est-ce que ça recouvre ? L'idée de Marx et Engels est qu'on ne fait pas tourner à l'envers la roue de l'histoire, et que cela serait vain, car le capitalisme est une sorte de produit naturel du féodalisme. Comment cela se fait-il ? Qu'est-ce qui pousse invariablement à la transition entre ces deux modes de production ? Le féodalisme est-il un modèle productif instable ? Evidemment, si je mentionne cet extrait du Manifeste, c'est que la question politique n'a pas été tout à fait évacuée. Au contraire, il semble que la prégnance des actuels enjeux écologiques et les critiques du productivisme et de la technique s'accompagnent d'un regain d'intérêt pour le féodalisme, non pour le rapport qu'il induit entre seigneurs et paysans, mais en tant qu'il serait un mode de production non-marchand, centré sur la petite production agricole, avec une forte coopération dans la production, des communs, une certaine démocratie locale informelle, etc. En plus du problème politique, se pose un problème historique évident, que l'on n'a pas manqué de reprocher aux marxistes entre autres : le seul Moyen-âge couvre une période de plus de mille ans, à laquelle il faut ajouter trois siècles si l'on place la fin du féodalisme en 1789, comme le font nombres d'auteurs républicains un peu formalistes, et comme semblent parfois le faire Marx et Engels, sans parler du féodalisme russe qui se prolonge jusqu'en 1905. Ce découpage historique at -il une consistance du point de vue des structures économiques ? Et si oui laquelle ? Est-ce que le féodalisme se retrouve ailleurs dans le monde (Japon pré-moderne), est-ce un stade obligé de l'histoire des sociétés comme le veut l'historiographie stalinienne ? Je me propose donc de faire un modeste examen de ce qui ferait le propre du féodalisme dans une perspective matérialiste. 1) Marx, Engels et le féodalisme Je ne vais pas m'intéresser à ce que Marx ou Engels ont pu dire du féodalisme. Pour plusieurs raisons : ils n'avaient pas vocation à faire oeuvre d'historien ; ils n'ont pas théorisé le mode de

Les surréalistes détestant tout ce qui se réclame de la littérature, de l'œuvre d'art et du système, il serait peu sérieux de prétendre les présenter par une "Théorie de la littérature surréaliste". La première partie de ce livre (Théorie/ Pratique de surréalisme, par Andrea D'Urso, p. 15-229) cherche plutôt à mettre au jour le rapport de correspondance dialectique existant entre la théorie qui ressort des ouvrages surréalistes et la praxis des surréalistes aux niveaux éthique, poétique et politique, par le truchement de leur pratique poétique, non seulement au sens de leur attitude quotidienne, mais aussi dans ce qu'elle apporte à la théorie de la révolution même. La deuxième section de ce volume (Surréalisme et francophonie, par Andrea Calì, p. 231-317) s'attache à démontrer l'impact du surréalisme sur quelques écrivains issus d'espaces culturels et géographiques très éloignés de l'Hexagone: le Maghreb, l'océan Indien, la Caraïbe… Les voix de l'Algérien Kateb Yacine, du Mauricien Malcolm de Chazal et du Martiniquais Aimé Césaire révèlent pourtant, chacune à sa manière et a l'intérieur de sa spécificité scripturale, le rayonnement formidable que l'esprit, les stratégies d'écriture et l'idéologie surréalistes répandent encore aujourd'hui sur la littérature mondiale.

Lorsque les passagers de troisième classe observaient, depuis les ponts inferieurs, la vie sur les ponts promenade de Première classe ils prenaient alors certainement conscience qu’ils n’appartenaient pas à la même catégorie sociale et comprenaient ainsi la raison de leur séparation spatiale d’avec les autres passagers.
En amont, déjà, il apparait que lorsque le projet du Titanic a été conçu, il s’agissait d’un projet mené par des capitalistes pour le confort de la bourgeoisie, la construction étant faite par le prolétariat.
Etudier les rapports sociaux sur le Titanic n’apparaît dès lors pas anachronique.

The rising number of non-status migrants is one of the central political issues of our time. This essay argues that if we want to understand the political and philosophical importance of this phenomenon, the contributions of Alain Badiou, his militant group L'Organisation politique (OP), and the struggle of the sans-papiers movement in France are absolutely crucial. This is the case because, I will argue, Badiou, the OP, and the sans-papiers created a new kind of migrant justice struggle in the mid-1990s that in many ways remains at the practical and theoretical roots of much of non-status migrant organizing today. However, this essay also argues that Badiou's theoretical and political work with the sans-papiers also needs to be revised and updated in light of certain developments in more recent migrant justice struggles.

El presente libro tiene como objeto de estudio un tema cuya importancia me parece manifiesto. He tratado de aproximarme a esta difícil cuestión con la mayor objetividad de que soy capaz, por lo que no he evitado los juicios personales.
Los dos primero capítulos se corresponden a un artículo, “La crítica de Marx a los derechos humanos” que apareció publicado en la revista Sistema, N.º 37, Madrid, julio de 1980; pero el texto
actual difiere en bastantes aspectos —en especial, de estilo— del
anterior.
A lo largo de este trabajo creo que puede encontrarse algunas razones para no ser marxista y muchas más para no ser antimarxista.
Pero lo que yo quisiera es que el lector no especializado encontrara
alguna razón para seguir interesándose por Marx, para leer su obra
y estudiarla, sin excesivos prejuicios.
Palma de Mallorca, 1982.
Manuel Atienza Rodríguez

Ce texte développe une critique du raisonnement évolutionniste de Morgan sur les systèmes de parenté et les formes familiales. Il tente également d'esquisser la manière dont les connaisssances actuelles sur le sujet peuvent être comprises dans le cadre du matérialisme historique.

This book offers a much-needed new political theory of an old phenomenon. The last decade alone has marked the highest number of migrations in recorded history. Constrained by environmental, economic, and political instability, scores of people are on the move. But other sorts of changes—from global tourism to undocumented labor—have led to the fact that to some extent, we are all becoming migrants. The migrant has become the political figure of our time.

Rather than viewing migration as the exception to the rule of political fixity and citizenship, Thomas Nail reinterprets the history of political power from the perspective of the movement that defines the migrant in the first place. Applying his "kinopolitics" to several major historical conditions (territorial, political, juridical, and economic) and figures of migration (the nomad, the barbarian, the vagabond, and the proletariat), he provides fresh tools for the analysis of contemporary migration.

The First Contradictions of Capitalism by Karl Marx is the starting point that provides between categories sociology and economic exploitation. According to James O'Connor that capitalist social and political are having authority over on the over labor for individuals and capitalism. It has a tendency toward of the crisis realization or of the crisis curb capital spending that is exaggerated. (O'Connor, On the two contradictions of capitalism, 1991)

O'Connor held that Marx assume if investors exercised power to labor excessively, executed higher exploitation, and increased the risk of crisis, it would be great. He said, the first Contradictions of Capitalism of Marx will result in the need for the loan will, widespread to other the spreading of marketing target, sustainable product innovation, and increasing of great competitor.

In the first contradiction of capitalism, internal system does not relate to the growth of good economics and social-politics. Different with O'Connor theory, the discussion are more complex and in depth result. The second Contradiction was discussing about the size and value content of a consumption basket and "basket currency" of capital fixed. (O'Connor, On the two contradictions of capitalism, 1991)

The second Contradiction for O'Connor is the cost of the elements in the capital constant and variable. Constant capital is the static and active capital that embedded in company. So, both contradiction have a connecting scarcity of natural resources, movements the economic crisis and development of the new social changes. As for the development of fresh moves for changing society is the form of manifestation with show anger on the problem of ecology. This social action is occurring in the the southern part of such a motion by the Joan Martinez is called "The Ecology of poor" or "neo-narodnism version of ecology". (Löwy, 2005)

Manifestation done by in the south as farmers struggle against environmental degradation due to an industry dependence on natural resources, the development of capitalism in the villages, and genetic modification in the area. O'Connor say that the reason of second contradiction is fundamental cause for using of the destructive capitalism. The others are the labor exploitation, condition of the city and its infrastructure, and the natural environment.

O'Connor considered that the second contradiction is in term of cost. What kind of cost? For example, the private cost. According to him the cost of private can be converted into "social costs" if capitalist use the cost of health care, education, transportation, house rent and things other commercial to meet a public need. There are two manifestations described by O'Conner namely the realization crisis and the liquidity crisis. (O'Connor, On the two contradictions of capitalism, 1991)

A finales de los años cincuenta la historia que se enseñaba en las universidades inglesas era básicamente la historia de las instituciones y de los acontecimientos políticos.
Una narrativa cronólogica que convertía al núcleo de lo político-diplomático-militar en el factor esencial del cambio social. La denominada historia social, que había sido introducida en Francia tres décadas antes, era todavía una categoría residual y los escasos
historiadores que hasta ese momento había producido una obra importante y creativa, como Isaac Deutscher, E. H. Cm y Richard Cobb, encontraban tremendas dificultadespara  ser reconocidos entre los «respetablw> círculos profesionales y académicos.
La miopía de esos círculos oficiales h¡.mdía sus raíces en los años sesenta ysetenta
del siglo XIX, cuando la historia fue establecida como objeto de estudio académico en las
universidades. Lo que caracterizaba a la historia de ese momento era un fervoroso liberalismo sostenido por el empirismo y el individualismo metodológico. La tarea del historiador consistía en averiguar los hechos pretéritos -«mostrar sólo lo que realmente aconteció», diría Ranke- a través de la búsqueda erudita de documentos que descansaban
plácidamente enterrados en los archivos. Bajo esos supuestos, no debe extrañar que la narración histórica apareciera centrada en los grandes personajes y que esa concepción elitista de las sociedades humanas considerar a los factores socioeconómicos «realidades» imperceptibles e imposibles de verificar. por otra parte, los primeros historiadores del
movimiento obrero tampoco derribaron los fundamentaos de esa historiografía. Unas décadas más tarde, aplicaron a la historia del sindicalismo y de las clases trabajadoras el mismo enfoque que sus antecesores habían utilizado para la historia de reyes, batallas y tratados. Dicho de otra forma, construyeron «una especie de variante plebeya de la teoría liberal de la historia.

Selain mempelajari teori-teori seperti teori kaum liberalis, realis, neorealis, dan neoliberalis, dalam studi Hubungan Internasional juga mempelajari dan menganalisis tentang teori Marxisme dan Strukturalisme. Sekitar tahun 1970an, negara-negara Dunia Ketiga mulai aktif untuk melakukan berbagai perubahan dalam sistem internasional untuk meningkatkan posisi ekonominya dalam hubungannya dengan negara-negara maju.

Les relations de l’homme et de son organisation sociale au milieu naturel ont longtemps été étudiées dans le cadre d’une opposition entre nature et société. Mais la crise écologique invite à nous interroger sur ce partage, et à revenir sur le sens de ce clivage. L’objectif de ce livre est d’éclairer les ambiguïtés du rapport à la nature des modernes, en relisant du point de vue de la nature cette histoire jalonnée par trois oeuvres, Les formes élémentaires de la vie religieuse de Durkheim, La pensée sauvage de Lévi-Strauss et Par-delà nature et culture de Philippe Descola.
Y a-t-il un paradoxe à parler de la nature comme d’un fait social ?
Quelle signification et quelle valeur accorder aux sociétés restées indifférentes au partage entre nature et société ? Quels concepts mobiliser aujourd’hui pour faire face à la transformation de nos rapports collectifs à la nature ? Alors que la nature est de plus en plus humanisée et que les affaires humaines doivent en retour toujours plus composer avec elle, le grand partage du naturel et du social semble perdre toute pertinence.

Nancy, éditions Arbre Bleu, 2022  ------- Célèbre pour avoir écrit les Réflexions sur la violence qui furent diversement interprétées, Georges Sorel (1847-1922) a pourtant produit une œuvre qui ne prête pas à ambiguïté sur le fond. Se voulant « serviteur désintéressé du prolétariat », il n’a cessé de questionner ce qui pourrait amener les groupes ouvriers organisés à préparer le chemin vers une société libérée des entraves asservissantes du capitalisme.
Se plaçant dans les pas de Karl Marx qu’il a contribué à acclimater en France, Georges Sorel s’est employé à ruiner le prestige de la culture bourgeoise et les stratégies politiques de séduction mises en œuvre par l’État républicain. La résistance qu’il concevait était à la mesure de l’enjeu : elle commandait d’opérer la « scission » par l’action directe et la construction de l’autonomie prolétarienne selon des principes qu’il partageait avec les syndicalistes révolutionnaires.
Ce livre apporte un regard neuf sur l’imaginaire politique de Sorel. Aux études que Willy Gianinazzi consacre à des facettes insoupçonnées de sa pensée s’ajoutent des écrits engagés du philosophe dont la plupart, publiés en Italie, l’autre « patrie » de Sorel, sont restés inconnus en France.
Plus que jamais, Sorel vaut d’être redécouvert et lu : son enthousiasme à repérer et élucider les allants populaires qui nous meuvent vers la liberté est communicatif.

L'objectif de cet article est de montrer la pertinence du rôle que Hegel, au sein de sa philosophie politique, accorde au mariage et à la famille. Après une problématisation du concept de famille à partir des théories marxiennes développées par Engels, nous ferons apparaître la spécificité de l’approche hégélienne de la famille à travers une étude génétique du concept d’amour chez Hegel. Nous comparerons et évaluerons ensuite la façon dont Hegel et Engels articulent famille et politique en regard de la constitution de l'État et de la libération de l'individu. Pour plus de détails sur la philosophie de la famille, vous pouvez vous référer à ce livre: 《Textes clés de philosophie de la famille Communauté, normes et pouvoirs》 (http://www.vrin.fr/book.php?code=9782711624829).

This thesis is a study about José Carlos Mariátegui´s work reception (1894-1930) on Latin America social science. It deals with the social diffusion and appropriations of Mariteguiana´s ideas on the series of intellectual social science history and the history of Marxism in this continent. The first part is dedicated to a social and intellectual study, to investigate Mariátegui literacy incursions in journalism, his position on political Peruvian debate, some aspects of his European intellectual background, the style of his production as well as certain analytical perspectives and political tensions due to his role as a socialist militant. On the second part, it seeks to expose the diffusion process of his work, especially from 1960´s onwards. It considers the hypothesis of a meeting between a notable editorial enterprise coordinated by the author´s relatives and social-political and cultural circumstances experienced in Peru and Latin America favoured the construction of Mariátegui´s transnational ideas reception. In a critical process of traditional Latin American left discourse, of modernization perspectives and dualistic thesis on social science, it is possible to observe that the heterodox image of Mariátegui emerge as one of the most important update referential on Marxism. From the decade of 1990 onwards, Mariátegui becomes incorporated to a colonial perspective, especially by Aníbal Quijano, as a epistemological reference about Eurocentric critic view. The third and last part of this research builds a reflexion on Mariátegui´s reception by Brazilian sociology based on mapping readers (and readings) of the Peruvian intellectual, notably Florestan Fermandes and Michael Löwy.

La philosophie de la nature constitue le deuxième temps de l’exposé de la science hégélienne. Elle joue cependant un rôle important dans le système d’ensemble de Hegel Dans la philosophie de la nature, Hegel n’établit pas les fondements métaphysiques d’une physique ; la philosophie de la nature n’est pas une science seconde, située après l’idéalisme transcendantal. Bien au contraire, dès les prodromes du système hégélien , Hegel refuse, contre Fichte, cette séparation et cette hiérarchisation. La philosophie de la nature procède à une véritable annihilation de la matière, non pas une pure négation au nom d’un arrière-monde des Idées, mais un processus qui, à partir du recueil empirique, à travers des métamorphoses successives, dépouille la nature des apparences où l’enfermait la science « barbare » et révèle son essence qui est l’Esprit.
Or par un curieux paradoxe le marxisme orthodoxe, en prétendant remettre Hegel sur ses pieds, c’est-à-dire en affirmant que l’essence de l’Esprit est la matière, reprend presque intégralement à son compte la dialectique de la nature qui est alors appelée à former l’ossature du matérialisme dialectique. Par l’expression « marxisme orthodoxe » nous désignons ce corpus doctrinal, plus ou moins formalisé qui finit par constituer une « Weltanschauung », dont les théoriciens principaux sont le Engels de la « Dialectique de la nature », Plekhanov et Kautsky, à qui il faudrait ajouter le Lénine de « Matérialisme et empiriocriticisme ». En cernant ainsi le marxisme orthodoxe, nous affirmons du même coup qu’il ne doit pas être confondu avec la philosophie de Marx ; comme le dit Michel Henry, le marxisme n’est peut-être que l’ensemble des contresens faits sur Marx. Or, le marxisme orthodoxe en faisant de la dialectique de la nature de Hegel le noyau matérialiste de la pensée de Hegel, commet d’abord un formidable contresens sur le système hégélien ; du même coup, illusionné par la métaphore du renversement qu’il prend pour un simple retournement — un peu comme on retourne un sablier — il commet une méprise fondamentale sur la pensée de Marx parce qu’il ne comprend pas quel est le sens de la critique marxienne de Hegel.

Sandro Mezzadra est professeur associé de philosophie politique à l'université de Bologne et un militant dans les mouvements sociaux. Ces dernières années, il a largement contribué à la relecture des processus migratoires, du capitalisme contemporain et de la globalisation, tout en soulignant l'importance de considérer la « tension permanente » au sein de ces processus entre les assemblages de pouvoir et la production de subjectivités qui les remettent en question constamment. Dans cet entretien, nous avons parlé de son livre, Border as Method, or, the Multiplication of Labor (2013), écrit avec Brett Neilson, qui porte sur les changements que la mondialisation a apportés dans le monde du travail et sur les approches réflexives à privilégier pour mieux les cerner. La figure de l'étranger y est souvent évoquée, notamment dans le contexte contemporain, dans lequel la notion simmelienne peut être repensée à nouveaux frais. Mais le point central de la réflexion est le lien en...

Dans Pour Marx, Althusser a posé deux problèmes révolutionnaires dont la philosophie marxiste n’avait jamais traité : le problème de la surdétermination et celui du devenir structural. Pour examiner ces problèmes, nous partons des deux hypothèses. En premier lieu, Althusser a constamment réfléchi, depuis Pour Marx, à la causalité du
devenir structural; en deuxième lieu, cette causalité a été pensée dans le « décalage » entre la nécessité et la contingence. Expliquons d’abord la première hypothèse. Si la problématique fondamentale du structuralisme est, comme le dit Lévi-Strauss, de « dégager la structure sous-jacente à des formulations multiple, et permanente à travers une succession d’événements » par « l’analyse des structures synchroniques »3, on peut dire que, dans Pour Marx, la problématique althussérienne dépasse déjà celle du structuralisme, car Althusser y traite du problème du devenir de la structure sociale à travers une réflexion sur le
surgissement de la révolution. Proposant des concepts comme « surdétermination » et « causalité structurale », il a discuté de la causalité du devenir de la structure constamment reproduite de manière « intemporelle ».
Ensuite, d’après la deuxième hypothèse, Althusser a pensé la causalité du devenir structural dans le « décalage » entre la nécessité et la contingence. Cela signifie qu’il réfléchissait, déjà dès les années 1960, sur le problème de la contingence qu’il appellera plus tard le « matérialisme aléatoire ». Ce problème de la contingence est inséparable
avec celui du devenir structural. Nous pourrons constater ceci dans son anti-hégélianisme et la notion de surdétermination. Suivant ces deux hypothèses, nous allons analyser deux articles de Pour Marx, à savoir « Contradiction et surdétermination » (1962) et « Sur la dialectique matérialiste » (1963), notamment la dernière section de ce dernier sur « Structure à dominante :
contradiction et surdétermination ». Ces deux articles partagent plusieurs problèmes, et d’un certain sens, le deuxième est écrit comme la conclusion du premier. En analysant ces deux articles, nous pourrons en dégager la pensée singulière de Pour Marx qui ne
perd pas encore à nos yeux sa valeur.

Apakah gagasan soal persatuan tiga identitas ala Soekarno masih relevan dewasa ini? Saat masyarakat mengalami polarisasi yang makin curam akibat momentum pemilu, misalnya. Agama pun bisa jadi alat ampuh untuk pecah sekaligus bersatu. Bagaimana cara menggambarkan kompleksitas pemikiran Soekarno?

Walter Benjamin Tesi di filosofia della storia Thesen Uber den Begriff der Geschichte a cura di Massimo Morigi: antologia a cura di  Massimo Morigi delle Tesi di filosofia della storia nelle principali lingue europee conformata alla filosofia della prassi del Repubblicanesimo Geopolitico